2000 – 2010 Volwassen

Een feestje

De eeuwwisseling was een reden voor een groot feest. De wereld was door blijven draaien ondanks de dreiging van de millenniumbug en ook het enorme vuurwerk veroorzaakte nauwelijks meer schade aan ogen en vingers dan in andere jaren. Eigenlijk was het een jaarwisseling als alle andere.

Maar in Stadspolders werd wel een groot feest voorbereid. Eind 1980 werd de eerste paal geslagen in de wijk en dit jaar moest dat natuurlijk groots gevierd worden.

Daarom werd er door de gemeente een groot feest voorbereid. Een wijkfeest. In april waren een heleboel actieve wijkbewoners uitgenodigd in het Dienstencentrum aan het Dudokerf om ideeën te spuien voor een groot feest. Een maand later werd een bijeenkomst georganiseerd met vertegenwoordigers van scholen, kerken, bedrijven en andere organisaties in de wijk. Die bijeenkomsten waren heel succesvol. Iedereen was enthousiast en wou meedoen. En het feest dat van vrijdagavond 22 tot zaterdagavond 23 september 2000 plaatsvond werd dan ook een groot succes.

Het begon al op de vrijdagavond daarvoor met een “Seventies-feest” op het parkeerterrein achter het Palet voor de wat oudere inwoners, maar de avond erop was het Dance-Night met maar liefst 2.500 bezoekers met Jeroen Post JPX, DJ Cor en Job van ‘De Bus’. Maar het muzikale hoogtepunt was toch wel een optreden van de zanger Franklin Brown die in 1996 samen met zangeres Maxine de Nederlandse inzending van het Eurovisie Songfestival was geweest (waar ze negende werden) en die zowaar al jaren in Stadspolders bleek te wonen.

De weergoden waren het hele weekend goedgezind want de zon scheen de hele dag uitbundig. Op zaterdag werd al vroeg in de ochtend begonnen met Het Grote Stadspolders Wijkontbijt waar maar liefst 2.600 bewoners met een croissantje brie, jus d’orange en echte Stadspolders Melange koffie aan een lange slinger van tafels en stoelen die de hele wijk doorliep meededen. Later die dag “Dat moeten we vaker doen”, was een veelgehoorde opmerking. Een enkele straat sprak spontaan af om er nog die avond een vervolg aan te geven met een straatbarbecue. Een stukje gezellige saamhorigheid, elkaar een stukje beter leren kennen, dat was de opzet van het ontbijt en trouwens van het hele feest.

Voor de allerkleinsten kwamen zowaar Kabouter Plop met zijn vrouw Kwebbel opdagen en voor de wat oudere jeugd was er een straatvoetbaltoernooi georganiseerd en waren er streetdance clinics. Voor de volwassenen was er een klaagmuur aangebracht, waar iedereen hun opmerkingen en voorstellen voor de wijk kon noteren.

En ’s avonds was er door scoutingvereniging Van Spijk een groot kampvuur op de Wantijdijk, waar nog tot laat die avond spannende verhalen werden verteld en diverse jolige scoutingliederen werden gezongen. En daardoor werd die club ook weer een paar nieuwe jeugdleden rijker.

Overal waren ook infomarkten en braderieën om de bewoners kennis te laten maken met verenigingen, clubs en kerken in de wijk. Dat was wel belangrijk want voor veel bewoners bleek er veel meer te doen te zijn en bleek er onder de schijn van een slaperige buitenwijk een bloeiend en actief verenigingsleven te bestaan. Dat was natuurlijk ook de opzet van de gemeente te zijn geweest bij het organiseren van dit feest. Het kostte natuurlijk veel geld maar de opzet was altijd heel nadrukkelijk geweest om Stadspolders eens wakker te schudden. De wijk dreigde te verzanden in een saaie nieuwbouwwijk, een slaapwijk waar de mensen elkaar nauwelijks kennen. Dat moest doorbroken worden en geconcludeerd moet worden dat ze in die opzet wonderwel slaagden.

Door Aannemerscombinatie Verzijl/KWS werd tenslotte nog een cadeau gegeven van 21.000 narcissen, een voor elke inwoner van Stadspolders, die in de diverse rotondes en de middenbermen van de Groenezoom en Stadspolderring werden geplant

Palet

Het feest werd ook gebruikt om de opening van het gloednieuwe multifunctionele bedrijfsgebouw Palet te vieren.  Al tijden zag iedereen het kolossale gebouw steeds groter worden. Het zou Stadspolder echt een bruisend centrum moeten geven en dat is ook behoorlijk geslaagd.

1999: Het slaan van de eerste paal voor het Palet
Het Multifunctionele Palet in aanbouw

De twee meest gewaardeerde toevoegingen voor de wijk in het Palet waren gevestigd op de begane grond: de bibliotheek en het uitstekende restaurant Boekmans. Op de bovenliggende verdiepingen waren voornamelijk kantoren gevestigd die nou niet direct een grote binding hadden met de wijk, maar natuurlijk wel een bijdrage leverden aan de werkgelegenheid. De kantoorlocaties en waren duur om te huren waardoor zich dan ook een aantal hooggekwalificeerde bedrijfjes vestigden zoals een advocatenkantoor, een notaris en een hypotheker en een makelaar. Helemaal bovenin op de vierde etage kwam het nieuwe wijkcentrum dat direct begon met een ruime bezetting: Moniek Goudmijn, (Opbouwwerk), Jo Anne, (jongerenwerk), Ina de Jong (cultureel werk), Jelly Kaufman (beheerder), Esther van Maurik (administratie) en Parmila Ramautar (huishoudelijk medewerkster). Het leek er eindelijk op dat er eindelijk echt werk gemaakt werd aan een goed functionerend wijkcentrum.

De spelzaal van het Palet in aanbouw, eind 1999. Nog niet alle ruimtes waren toen al verhuurd
Burgemeester Bandell opent het Palet

De grootste ruimte van het Palet werd ingenomen door de grote spelzaal bovenin. Dat zou ook een multifunctionele zaal worden waar niet alleen veel verschillende sporten beoefend kunnen worden, maar ook voor diverse andere activiteiten gebruikt zou kunnen worden. Vaste gasten zijn een aantal sportclubs die er hun wedstrijden kunnen spelen maar vooral ook veel scholen voor de gymnastieklessen. Maar de zaal zou voor veel meer gebruikt kunnen worden. Zo werd de zaal eens door de buurtwerker gebruikt voor een disco-wijkfeest. Lekker dansen en swingen en de voetjes van de vloer. Daarvoor moest de hele vloer eerst wel helemaal afgedekt worden met speciale platen, want de sportvloer was natuurlijk niet beloopbaar voor schoenen. En eigenlijk mochten er ook geen consumpties gebruikt worden, want daar kon de vloer ook absoluut niet tegen.

Uit dat disco-wijkfeest was twee jaar later een les geleerd en toen konden de beschermende vloerplaten wel waterdicht aan elkaar verbonden worden zodat niets meer de pret zou kunnen drukken.  Er kon daarom een succesvolle revanche georganiseerd worden en dat nieuwe muzikaal evenement was daardoor wel een enorm succes. Op Koninginnenacht 30 april 2002 bruiste het Palet als nooit tevoren (en helaas ook nooit meer daarna). Uit De Polderkrant het verslag van die avond:

Bruisend Palet met Lee Towers en Anita Meijer

Op 30 april 2000 vond een daverende Koninginnenacht in het Palet plaats. Een keur van grote namen, met ’s avonds als hoogtepunt niemand minder dan Lee Towers en Anita Meijer, gaven hier daverende optredens. Dit swingend muziekfestijn werd georganiseerd door serviceclub Kiwanis, die een groot gedeelte van de opbrengst aan het Thuislozen-team van Dordrecht schonk. De toegangsprijs was daarom behoorlijk hoog, 25 Euro per persoon. Hierdoor waren er niet veel jongeren aanwezig in de grote spelzaal, wel de meer draagkrachtige oudere jongeren. Ook de weinig draagkrachtige Polderkrant was aanwezig en mocht gelukkig als afgevaardigde van de pers gewoon doorlopen!

Bij binnenkomst waren er meteen de vrolijke Dixilandklanken van de Jilles Jazz Band waarop al flink gedanst werd. Bij Boekmans – overvol – waren The Amazing Stroopwafels een groot succes. In een andere druk bezochte zaal speelden The Zipps in een sfeer van mistige wierook, gedempte gekleurde psychedeliche belichting en vloeistofdia’s. In de grote sportzaal begon de feestband Bandstand met funky music dat de bezoekers vanzelf deed meeswingen op de grote dansvloer.

Maar de echt grote trekpleisters waren toch wel Lee Towers en Anita Meijer een uurtje later. Bij deze optredens kreeg je echt de indruk dat Palet te klein was. Het publiek was ondanks de wat magere aankondiging toch met tussen de 600 en 700 mensen komen opdagen, was laaiend enthousiast. Het danste en zong mee met een spontaniteit dat je doet wensen dat zo’n feest vaker in Stadspolders zou kunnen plaatsvonden Wie weet? Tijdens deze oranjenacht bleek eindelijk hoe multifunctioneel het Palet werkelijk is. Een opmerking die ik van een bezoeker hoorde tekende de sfeer trefzeker: “Het Palet lijkt wel een bruistablet”.

Stadspolders is nu ‘af’

Behalve de opening van het Palet en de 20ste verjaardag van het slaan van de eerste paal was nog een derde redenen dat de gemeente Dordrecht wel wat geld wilde steken in het grote wijkfeest in 1980. De wijk was namelijk na twintig jaar ‘af’. Precies twintig jaar na de eerste paal werd geslagen werd nu gevierd dat Stadspolders volgebouwd was. De werkzaamheden in Stadspolders vielen daarom tot 2000 administratief onder de Dienst Stadsontwikkeling waar de mensen werkten die de wijk hadden ontworpen en de ingenieurs die de wijk hadden gebouwd. Voor de wijkbewoners was dat nauwelijks interessant maar voor de gemeente zelf was at wel een echt verandering. Nu werd ook het laatste deel van de wijk administratief overgedragen aan de ambtenaren van de Dienst Stadsbeheer, de dienst die verantwoordelijk is voor al het onderhoud in de wijk.

Het vierde Wiel

Maar een wijk is natuurlijk nooit echt ‘af’. Een wijk moet zich altijd kunnen aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen. Daarvoor waren er nog steeds wat plekken opengelaten. Een van die ontwikkelingen was dat de bevolking in die twintig jaar gemiddeld veel ouder was geworden. De eerste bewoners woonden er meestal nog steeds maar waren intussen wel twintig jaar ouder geworden. In plaats van aan meer scholen en kinderopvangplaatsen was er inmiddels dus ook veel meer behoefte aan ouderenhuisvesting. Begin 2001 werd bekend dat er op de nog open plek aan het Dudokplein een nieuw ‘Wiel’ zou worden gebouwd: het Polderwiel.

Stichting De Wielborgh had al het Stadswiel in het Centrum, Het Waterwiel in Wielwijk en het Sterrenwiel in Sterrenburg. Dat waren drie locaties waar ouderen zelfstandig wonen, maar wel gebruik kunnen maken van een aantal voorzieningen die geboden kunnen worden.  In het Polderwiel zijn 72 huurwoningen en 20 koopwoningen opgenomen. Daarnaast is er een restaurant waar niet alleen uitstekend gegeten kan worden (ook door mensen die niet in het Polderwiel wonen) maar waar ook regelmatig leuke activiteiten plaatsvinden zoals muziekvoorstellingen, Line Dancing, een zangkoor, sjoelen, maar bijvoorbeeld ook voor informatieavonden die door de gemeente georganiseerd worden. De vier Wielen van de Wielborg noemen zich WoonZorgComplexen. Het zijn appartementencomplexen waar ook zorg op maar geleverd kan worden. Het concept is zo populair dat er lange wachtlijsten voor ontstonden en er dus grote behoefte bleek te zijn voor een vierde wiel.

Toen eenmaal bekend werd dat het Polderwiel er zou komen zag ook de kerkbestuur van De Bron daar een goede mogelijkheid in om het bestaande gebouw, dat inmiddels wat aan de krappe kant werd, te vernieuwen. Voor de Wielborgh leverde de combinatie een extra mogelijkheid om het ontwerp van het Polderwiel uit te breiden met 25 appartementen die boven het kerkgebouw geïntegreerd konden worden. Een win-winsituatie die uiteindelijk dan ook zo gerealiseerd is.

Het duurde na de bekendmaking toch nog vier jaar voordat het Polderwiel eindelijk ook echt geopend kon worden. Pas op 26 mei 2005 was het zover. Maar toen bleek ook direct dat dit vierde wiel niet alleen een aanwinst was voor ouderen, maar voor de hele wijk. Op de openingsdag was er een groot feestprogramma met een groot zeemanskoor en natuurlijk de obligate toespraken, maar er waren de verdere week nog veel meer activiteiten. Maandag stond in het teken van de schilderkunst, Dinsdag een Spaanse Dag met Flamenco- en Salsadansen en natuurlijk Spaanse wijn en tapas, Woensdag was een verwen-en bewegingsochtend met een IVN-natuurwandeling, een beautymiddag en een ’s avonds een diner met televisiekok Rob v.d. Broek. Op de afsluitende donderdag werd de officiële opening verricht door illusionist Hans Klok.

Sinds die dag is eigenlijk steeds meer vereven geraakt met de rest van de wijk. Het restaurant staat voor iedereen uit de wijk open en zowel de grote als de kleine zaal worden regelmatig voor diverse wijkactiviteiten gebruikt. In 2020 is zelfs bibliotheek Stadspolders naar het Polderwiel verhuisd. Helaas kwam dit wel voort uit bezuinigingsoverwegingen. Voor de verlaten ruimte in het Palet moet nog een nieuwe invulling gevonden worden.

Merwebolder, ASVZ

Er werd ook gezocht naar een goede locatie voor een logeerhuis van de Merwebolder dat tot die tijd in Sliedrecht was gehuisvest. In dat logeerhuis zouden verstandelijk gehandicapte jongeren tijdelijk kunnen logeren zodat hun familie of verzorgers even konden worden ontlast van hun zware taak. Een soort vakantiehuis voor verstandelijk gehandicapte kinderen dus. Stadspolders, zo vlak bij de prachtige Biesbosch gelegen, zou daarvoor een prachtige rustgevende locatie kunnen worden.  De oude tijdelijke locatie was niet goed toegerust om de gehandicapten op te vangen en te verzorgen. Bovendien bood dat huis ten hoogste plaats aan zes mensen, terwijl er in Stadspolders tien loges tegelijk moesten kunnen verblijven. Maar het liep anders. Stadspolders toonde zich niet erg gastvrij.

De locatie onder het Polderwiel waar uiteindelijk het kerkgebouw De Bron werd gebouwd was daardoor al eerder afgewezen. Een tweede locatie aan het Kipling-erf viel vervolgens ook af na bezwaren van omwonenden. Daarna was het Suze Groenwegerf aan de beurt, waar langs de Stadspolderring nog een grasveldje onbebouwd was gebleven waar oorspronkelijk een pompstation voor de nooit gerealiseerde stadsverwarming gepland was. Maar de omwonende bewoners verenigden zich ook hier in hun verzet en de gemeente zette niet door. Uiteindelijk is er door de bewoners voor gekozen om er een sportveldje van te maken. Al die bewonersprotesten hadden ironisch genoeg wel een onverwacht goede invloed op het saamhorigheidsgevoel van de omwonenden die zich verenigd vonden in hun protest tegen de Merwebolder.

Het logeerhuis Merwebolders is uiteindelijk toch nog probleemloos in Stadspolders terecht gekomen, niet aan het Suze Groenewegerf maar even verder aan het Rudyard Kiplingerf, naast basisschool De Griffioen.

Sindsdien zijn er in Stadspolders een groot aantal vestigingen gekomen van ASVZ, zoals aan het Boris Pasternak-erf, Colorado, Herman Hesse-erf, Pearl Buck-erf, Rudyard Kipling-erf en Selma Lagerlöf-erf, waar vooral jonge mensen met een verstandelijke handicap begeleid wonen. Deze zijn echter in gewone rijtjeshuizen gevestigd die niet te onderscheiden zijn van de huizen ernaast. Deze vorm van begeleid wonen werkt fantastisch en nergens heeft dat tot problemen geleid. Een nieuw te bouwen wooncomplex op de hoek van de Merbau en de Groenezoom veroorzaakte in 2017 toch weer wat vragen bij omwonenden. Deze hadden echter te maken met de verkeerssituatie ter plaatse. Op dit kruispunt hadden in het verleden een aantal ernstige ongelukken met fietsers plaatsgevonden en het nieuwe gebouw mocht natuurlijk de overzichtelijkheid niet belemmeren.

Nieuwbouw op de hoek van de Merbau en de Groenezoom

In 2004 hebben de kinderen van de Merwebolder meegewerkt aan een project van Rijkswaterstaat die het tunneltje in Sliedrecht onder de A15 wat wilde opvrolijken. Er zijn daar toen drie tegel­tableaus aangebracht die de kinderen van ASVZ gemaakt hadden. De opdracht was natuurlijk ‘verkeer, en de kinderen hebben daar een mooie invulling aan gegeven. Niet dat de onderdoorgang er daarmee veel veiliger door is geworden, maar het oogt er in ieder geval veel beter.

ASVZ is voortgekomen uit een groot aantal fusies van soms al zeer lang bestaande stichtingen die zich bekommerden over kinderen met een geestelijke handicap. De oudste hiervan was het al in 1925 opgerichte Vincentius in Den Bosch, een schoolinternaat voor geestelijk gehandicapte meisjes en oorspronkelijk gerund door katholieke zusters.

In 1956 werd in Rotterdam de Stichting Protestants Christelijke Tehuizen voor Zwakzinnigen opgericht en vier jaar later werd daar het eerste gezinsvervangende tehuis Chrizona geopend. Later zouden nog zes gezinsvervangende tehuizen volgen. Ook werden ambulante diensten verleend aan mensen met een verstandelijke beperking.

In 1967 tenslotte begon het bestuur van de Stichting Algemene Vakantiehuizen voor Zwakzinnigen, (A.S.V.Z.) met het maken van plannen voor de oprichting van een instituut voor ongeveer 600 mensen met een verstandelijke beperking. Reden hiervoor was een nijpend tekort aan woningen met permanente verzorging en ondersteuning voor zowel kinderen als volwassenen. Op uitnodiging van de toenmalige burgemeester werd besloten dit instituut in Sliedrecht te bouwen. In 1976 werd dit instituut door prinses Margriet officieel geopend en kreeg toen de naam Merwebolder.

Deze drie instellingen, waarbij zich ondertussen ook nog andere stichtingen zich aansloten, vormden uiteindelijk de basis voor de uiteindelijke ASVZ.  Dat de drie instellingen voortkwamen uit organisaties met verschillende religieuze grondslag was inmiddels geen probleem meer. Die christelijke grondslag bleef echter wel bestaan. Ook de naam bleef ASVZ bleef omdat deze inmiddels helemaal ingeburgerd was, maar wordt nu zonder puntjes geschreven en zonder de oorspronkelijke betekenis. Formeel staan de letters ASVZ nu voor Algemene Stichting Voor Zorg- en dienstverlening.

Dorp De Hoop

Dorp De Hoop

Binnen de strikte grenzen van de wijk Stadspolders waren de meeste nog open plekken inmiddels wel ingevuld, maar net buiten die wijkgrenzen werden aan het begin van het nieuwe millennium wel twee grote groene gebieden ingevuld met grote bouwprojecten: Dorp De Hoop en de nieuwe luxe woonwijk De Hoven.

Al in 1998 was ten zuiden van Stadspolders, net aan de overkant van de Noordendijk, al begonnen met de bouw van Dorp De Hoop dat vijf jaar later, in 2003, formeel door niemand minder dan Koningin Beatrix geopend werd. Daarvoor was De Hoop, een christelijke ggz-instelling voor verslavingszorg en psychiatrie, gevestigd aan een klein zijstraatje van de Spuiweg, een hofje meer. Daar, in een in een vervallen fabriekspand, werd in 1975 een opvangcentrum voor verslaafden geopend. Dat hofje heet ‘Hofje de Hoop’, genoemd naar een korenmolen die daar tussen 1761 en 1878 gestaan heeft en dat vond oprichter Koos Hoogweg een meer dan toepasselijke naam voor de instelling die hij er oprichtte. In die tijd stond Dordrecht in de top 5 van steden met een drugsprobleem en de kerk ervoer het als een Bijbelse opdracht om er juist ook te zijn voor kwetsbare mensen. Op de binnenplaats van het Hofje de Hoop staat nog steeds een molensteen met daarop de oude tekst van de gevelsteen die ooit op die molen prijkte: ” ‘T fortuyn sag ons niet gunstig aan. Daarom soo is de Hoop myn naam. Ik ben geplaast hier onverwact, hetwelk ons toe heeft Goet gedagt“. Aan de Spuiweg zijn nog steeds een aantal panden van De Hoop gevestigd.

Luchtfoto De Hoop

In Dordrecht was de drugsproblematiek in de jaren ’60 en ’70 erg groot. Het was toen de derde drugsstad van Nederland. Indertijd was de heroïneverslaving het grootst, maar ondertussen zijn daar verschillende vooral chemische drugs aan toegevoegd. De christelijke initiatiefnemers beoogden een opvangcentrum te realiseren waar verslaafden niet alleen konden afkicken, maar ook op weg geholpen konden worden naar een verslavingsvrij leven. Dat werkte erg goed en het aantal cliënten groeide snel. Onder leiding van toenmalig directeur Teun Stortenbeker, groeide het werk van De Hoop uit van een kleinschalig initiatief tot een erkende ggz-instelling en de grootste evangelische verslavingszorginstelling in Nederland. Critici zeggen wel eens dat het mensen van de ene verslaving naar een andere verslaving zou brengen en dat het een verkapte vorm van evangelisatie is (“van dope naar doop”) maar daarmee wordt de instelling toch echt onrecht aangedaan.  Want het werkt. Juist doordat er een nieuw perspectief gegeven wordt en ook de nazorg veel aandacht krijgt is de slagingskans relatief hoog. Een van de oorzaken daarvan is de wat langere nabehandelingsperiode waarin de cliënten in een van de woningen op het terrein kunnen verblijven. Zo worden de niet direct weer ‘in het diepe geworpen’.

Om de cliënten een toekomst te geven werden er aan de Spuiweg al werkervaringsprojecten gestart, zoals lunchroom en cateringservice Breadline, De Hoop Metaal en De Hoop Music. Ook in Dorp De Hoop aan de Provinciale weg zijn veel werkervaringsprojecten zoals een grafisch centrum, een fietsenwerkplaats, een meubelmakerij, een opleiding voor secretarieel werk, het distributiecentrum van de Voedsel­bank, maar ook kinderdagverblijf Bambino, voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Daar spelen kinderen van cliënten en medewerkers van De Hoop samen met kinderen uit Stadspolders, De Hoven en Dubbeldam gezellig met elkaar. Dat gaat echt geweldig goed, leuk om te zien.

Fietswedstrijd Cycle for Hope

Veel bewoners van Stadspolders waren in eerste instantie argwanend over het enorme dorp dat aan de overkant van de Noordendijk verrees. Dat bleek ongegrond. Dorp de Hoop is absoluut drugsvrij. En van enig overlast is in die bijna twintig jaar nooit iets gebleken. Of het moet van het gezellige rumoer zijn van de Week van Hoop dat jaarlijks in juni gehouden wordt. Dan staat De Hoop open voor bezoekers en wemelt het van de activiteiten met muziek, rondleidingen, een braderie, demonstraties, seminars en toespraken. Ook zijn er dan rondleidingen op het terrein waarbij ook de vele leer-werk-bedrijven bezocht kunnen worden.

Een jaarlijks hoogtepunt is ook de Cycle for Hope, een estafette­fietstocht door heel Nederland, en speciaal voor vrouwen diverse wandeltochten en de wat snellere Ladiesruns.

De Hoven

Luchtforo De Hoven

Lag er tussen Dorp De Hoop en Stadspolders nog een brede groenstrook, de nieuwe wijk De Hoven is vele malen groter en werd vlak naast Stadspolders aangelegd, net aan de overkant van de Noordendijk.  Maar hoewel beide wijken aan elkaar grenzen is er nauwelijks een verbinding. De Hoven is formeel een wijk dat bij Dubbeldam hoort en de bewoners zijn dan ook vooral op die wijk gericht met betrekking tot de winkels en andere voorzieningen. De wijk is volledig op de automobiliteit ontworpen. Er zijn nauwelijks fietspaden en zelfs nauwelijks voetpaden. Bij de meeste huizen is er dan ook parkeergelegenheid voor minimaal twee auto’s.

De wijk is feitelijk nog een restant van het oorspronkelijke Plan Buitenstad, dat in de jaren ’70 en ’80 nog beoogde het volledige groengebied tussen Dubbeldam en de Kop van ’t Land vol te bouwen, maar dat in de jaren ’90 uiteindelijk toch niet meer nodig werd geacht. Toch was er volgens het gemeentebestuur nog behoefte aan nieuwe woningen in vooral het duurdere segment. De wijk is dan ook alleen maar te omschrijven als een grote villawijk met 280 huizen in vooral een jaren ’30 stijl. Daarnaast is er aan de oostzijde Landgoed De Hoven gebouwd, bestaande uit drie appartementen­complexen en twee zogeheten koetshuizen (grote villa’s), gelegen op een eiland in het ecologische Park de Hoven. De straten van deze wijk zijn naar adellijke geslachten vernoemd. Doelstelling van De Hoven was niet meer zo zeer om huizen te bouwen om nieuwe inwoners te trekken, maar om vooral rijke inwoners te trekken. Bouwen voor rijke inwoners levert immers ook veel werkgelegenheid op, zo was de gedachte. Rijke mensen stimuleren de lokale economie doordat ze meer geld uitgeven, eigen bedrijven oprichten en mensen in dienst nemen. En rijke mensen maken meer gebruik van culturele voorzieningen zoals Kunstmin, zodat daar minder subsidies naar toe zou hoeven. Zo werd Buitenstad Noord tussen 2004 en 2009 toch nog aangelegd onder de naam De Hoven.

Landgoed De Hoven

Een interessante invoeging in het Plan De Hoven zijn, net als eerder in de jaren ’90 in Oudelandshoek is gebeurd, de 20 woonwagenlocaties en 10 reguliere huizen voor woonwagenbewoners. In het begin waren de woonwagenbewoners daar helemaal niet enthousiast over. Woordvoerder Chris Roozendaal. “We worden voor het blok gezet. We zouden in ons kamp aan de Wieldrechtse Zeedijk willen blijven, maar we moeten daar van de gemeente weg. Ons kamp wordt nu helemaal opgesplitst en overal worden nu midden in woonwijken kleine kampjes opgezet. Wij worden niet gelukkig van die verhuizing en ik kan me niet voorstellen dat de mensen in de huizen om ons heen gelukkig worden van ons als buren”.

Maar ook hier is die integratie vrijwel probleemloos verlopen. Een van de woonwagenbewoners werd even nog de trots van De Hoven. Volkszanger Jan van Es stond begin 2004 met zijn door Frans Bauer geproduceerde single-CD “De Kriebels/De zon op mijn bol” hoog in de Megatop 50. In een interview met De Polderkrant zei hij: ”Ik vind het zo vervelend dat woonwagenbewoners zo vaak negatief in de pers omschreven worden. Als er ergens wat gebeurt worden ze allemaal over een kam geschoren. Wat dat betreft vind ik het geweldig dat Frans Bauer, die ook uit een woonwagenkamp komt, zo enorm is doorgebroken. Zo komen we eindelijk eens op een positieve manier in de belangstelling. In de volksmond heeft men het wel over ‘woonwagens’ maar als je het terrein oprijdt zie je echt alleen maar prachtige bungalows staan.”

Het verschil tussen De Hoven en Stadspolders is verder natuurlijk evident. In Stadspolders wonen gemiddeld 65 inwoners per hectare, in de Hoven slechts 25. De gemiddelde WOZ-waarde van de huizen is in de Hoven is drie keer zo hoog als in Stadspolders.

Maar net als indertijd in Stadspolders zie je dat de eerste bewoners in deze wijk ook vooral jonge gezinnen waren. Er kwamen ook in de Hoven vooral dertigers te wonen, jonge rijke starters, vaak nog zonder kinderen. Maar die kinderen kwamen er al snel en zo werd de nieuwe wijk ook een heel jonge wijk, net als de Stadspolders dat in het begin ook was. Maar dan gaan er op een gegeven moment verschillen ontstaan. In Stadspolders is er een veel grotere doorstroming geweest dan er in De Hoven ontstond. De gemiddelde leeftijd wordt elk jaar daardoor ook vrijwel een jaar hoger, en als dat zo doorgaat en de kinderen uiteindelijk toch de deur uit gaan, blijven er vooral alleen ouderen over. Dan vergrijst de wijk. Dat zie je inmiddels ontstaan. Pas in een later stadium zal dat door een na­tuur­lijke doorstro­ming weer worden recht­getrok­ken.

De slag om de Vlijbrug

“Twee maanden geleden had ik je precies kunnen zeggen wanneer we beginnen met het bouwen van de nieuwe fietsbrug over de Vlij, maar nu ben ik daar niet meer zo zeker van”, begint het interview dat De Polderkrant in december 2005 had met gemeentelijk projectleider Marla Beringer. De bouw van een fietsbrug over het riviertje de Vlij tussen Oudelandshoek en het Wantijpark leek een logische doorsteek, die ook al 20 jaar op het verlanglijstje van de gemeente stond. Vooral de fietsersbond had er flink voor gelobbyd en de gemeenteraad had het plan met grote meerderheid goedgekeurd. Alle vergunningen waren aangevraagd en de aannemer stond al klaar om met de eerste voorbereidende werkzaamheden te beginnen toen er toch nog een bezwaar werd aangetekend op het verwijderen van wat struiken en boompjes voor de bouw van de pijlers. Cor Goosens van de inderhaast opgerichte Stichting Het Wantij zette daarmee de aanleg van de brug alsnog op losse schroeven.

Het werd een jarenlang juridisch gevecht op het scherpst van de snede.

Cor Goosens had het plan bekritiseerd met als argument dat de bouw van de brug grote schade zou aanbrengen aan het ecologisch zeer waardevol gebied en onderbouwde zijn bezwaar met de Flora- en Faunawet. Bovendien was het in strijd met het Bestemmingsplan, dat op die locatie niet in de bouw van een ‘gebouw’ voorzag. En juridisch was de brugkelder voor het contragewicht van de beweegbare klep inderdaad als een ‘gebouw’ aan te wijzen. Voor de Raad van State was dat echter geen overtuigend argument om de bouw tegen te houden en hief de schorsing van de bouwvergunning daarom op. Bovendien leek de rechter ook niet mee te gaan met de argumenten om geen kapvergunning te geven. De bouw zou dan dus toch kunnen beginnen.

 Burgemeester Bandell en wethouder Van den Oever op de achtergrond met fiets bij de opening op 30 oktober 2009. Op de voorgrond de Stadsomroepster.

Maar Cor Goosens was niet door een gat te vangen. Hij voegde daarom ook nog het argument dat er ter plaatse van de toekomstige brug bevers waren gesignaleerd. Bevers waren in die tijd inderdaad nog vrij bijzonder, ook in het verderop gelegen Nationaal Park ‘De Hollandse Biesbosch’. Dat was natuurlijk een interessant argument, vooral voor de publieke opinie, maar de rechters waren niet zo van onder de indruk. De beverstand was al langzaam aan het toenemen en de brug zou daar geen invloed op hebben.

De brug gaat voor het eerst open voor de Waterscouts

Anders was dat met het derde argument dat hij nog net op tijd toevoegde aan zijn pleit. Op ongeveer tien meter van de toekomstige brug zou de Rivierrombout zijn gesignaleerd, een libel dat op de Rode lijst van de IUCN staat en ook volgens de Nederlandse Rode lijst als ‘ernstig bedreigd’ wordt gekenmerkt. DE Rivierrombout was niet door de minste gesignaleerd: Biesbosch-boswachter Jacques van der Neut, inwoner van Stadspolders, hadal in 2000 twee wijfjes van deze libelsoort gespot evenals vijf larvenhuidjes. Dit was wel een uitermate serieus te nemen argument en dat maakte volgens de bestuursrechter de rivierrombout in ieder geval tot een ‘juridische werkelijkheid’. Hij vroeg daarom om eerst uitgebreid geïnformeerd te worden door een onafhankelijk onderzoek.

Maar ook daar kwam geen nieuwe informatie uit voort. Na die vondst vijf jaargeleden was de libel nooit meer gespot. Intussen had dit hele proces al bijna vier jaar geduurd en was de zaak al bij verschillende rechtbanken aan de orde geweest. Op elk negatief besluit was Cor Goosens weer in hoger beroep gegaan en na elk verloren pleit weer met nieuwe argumenten gekomen. Inmiddels had zijn strijd nationale aandacht gekregen. Maar de brug werd uiteindelijk toch gebouwd en op 30 oktober 2010 geopend. Goosens had de bouw bijna vier jaar lang weten tegen te houden en de kosten met twee miljoen euro doen toenemen.

In de openinIn de openingstoespraak door wethouder Van den Oever zei hij dat dit volgens hem ” … een goede aanleiding was om te bezien hoe een democratisch genomen raadsbesluit ten uitvoer gebracht kon worden zonder daarbij tekort te doen aan de rechten van burgers en omwonenden om daartegen te zijn. De lering die eruit getrokken kon worden is dat bewoners meer aan de voorkant van het proces betrokken moet worden”.

De brug is ontworpen door architect Mazin Abdullsada van het ingenieursbureau Drechtsteden.

Stichting Wantij

Voor Staartenaar Cor Goosens was dit de eerste activiteit voor zijn Stichting Het Wantij. Hij mag dan de “slag om de Vlijbrug” verloren hebben, zijn continue aandacht voor de toch wel zeer bijzondere Wantij heeft wel degelijk een aantal successen gekend. Hij heeft het belang van de Wantij en de gehele Wantijzone op de kaart gezet. Zijn ‘Visie voor de gehele Wantijzone’, waarbij het uitgangspunt het denken vanuit de rivier is, een unieke zoetwatergetijdenrivier die ook rechten dient te hebben. Hij blijft daarbij een luis in de pels bij diverse andere activiteiten waarbij hij regelmatig wel zijn gelijk heeft gekregen.

Landelijke bekendheid kreeg hij zelfs door zijn strijd tegen Dupont/Chemours tegen de uitstoot van voor het milieu en gezondheid van de mens zeer schadelijke stoffen als GenX en PFOA. Deze gevaarlijke stoffen worden biologisch niet afgebroken, zijn kankerverwekkend en beïnvloeden het hormoonsysteem. Deze stoffen slaan neer op de grond en komen zo direct of indirect via het grondwater in het Wantij en Beneden Merwede. In het verleden is op diverse plekken van de Staart al sprake geweest van de stort van gevaarlijke stoffen waaronder PFOA. Verder blijken er op het terrein van Chemours enorme lekkages te hebben plaatsgevonden waardoor op den duur niet alleen het ondiepe grondwater maar ook het diepere grondwater, dat wordt gebruikt als bron voor drinkwater, vervuild wordt.

Dat zijn zeer serieuze zaken waardoor inmiddels zelfs het advies gegeven is om in grote delen van de Staart geen groen­ten te eten uit de moestuinen in de omgeving van die fabriek. De uitstoot van deze chemicaliën is inmiddels door DuPont/Chemours sterk verlaagd, maar niet stopgezet.

DuPont mag inmiddels haar giftige uitstoot binnen de huidige strenge regels te hebben terugge­bracht, in het verleden waren die regels veel coulanter. Bij het tussen 1964 en 2004 geproduceerde lycragaren dat gebruikt wordt voor de fabricage van kousen en panty’s, kwam bij de fabricage zoveel gif vrij dat de veelal Dordtse vrouwelijke werknemers daar vergiftigingsverschijnselen van kregen wat bij 44 vrouwen heeft geleid tot miskramen en doodgeboren kinderen. Maar omdat in die tijd de wettelijke regels minder streng waren, is de fabriek daarvoor in een in 2020 gehouden rechtszaak niet vervolgt omdat de uitstoot binnen de in die tijd geldende wettelijke regels was gebleven.

Dat een alerte waakhond nodig blijft, blijkt ook wel uit het feit dat milieuwetenschappers inmiddels unaniem tot de conclusie zijn gekomen dat PFOA en andere daarop sterk lijkende stoffen zelfs in de kleinste concentraties ontoelaatbaar zijn. De bal licht nu weer bij Chemours om die uitstoot helemaal te stoppen.

Bevers en muskusratten

Van de rivierrombout is sindsdien weinig meer gehoord. Was die libel nu echt gesignaleerd of niet? Maar zeker is dat het aantal bevers in de Biesbosch en ook langs het Wantij sterk is toegenomen. Al in 2004 kom parkwachter Piet de Koning melden dat deze knaagdiertjes regelmatig gesignaleerd werden in het Wantij langs de Stadspolders. Ter hoogte van het Van Ravesteynerf waren maar liefst vier actieve burchten ontdekt. De burchten lagen aan de overkant van de dijk langs het Wantij, minder dan 100 meter van de huizen vandaan. “Veel kwaad richten die beestjes niet aan”, aldus De Koning in 2004. “Ze zullen af en toe aan een takje knagen, in het ergste geval een jong boompje beschadigen”.

Het Wereld Natuurfonds en Staatsbosbeheer zetten in 1989 bevers uit in het Brabantse deel van de Biesbosch. Steeds meer bevers zwommen de Nieuwe Merwede over en vestigden zich zo ook in de Hollandse Biesbosch. In 2004 werd het aantal bevers in de Biesbosch op ongeveer honderd geschat, inmiddels zijn dat er naar schatting driehonderd, wat als een gezonde levensvatbare populatie wordt beschouwd.

Een beestje dat ook floreert in het Wantijgebied is de muskusrat. Dat beestje is net als de bever een exoot uit Noord-Amerika maar is iets kleiner en heeft net als een gewone rat een lange dunne staart. Muskusratten worden, net als beverratten actief bestreden omdat ze hun holen maken in onder andere de waterkerende dijken. In de oever graaft hij een gang, waarvan de ingang meestal onder het wateroppervlak ligt. Een tweede gang dient als ventilatieschacht. Deze gangenstelsels ondermijnen de veiligheid die dijken bij hoog water moeten geven. De Wijk Stadspolders ligt, anders dan bijvoorbeeld het buitendijks gelegen De Staart en grote delen van de binnenstad, vele meters onder NAP. Als bij een stormvloed de Wantijdijk het zou begeven kan het water tot 2,5 meter hoog in de Stadspolder kunnen komen. Dat is voor elke postcode te zien op website www.overstroomik.nl. En misschien nog wel onrustbarender: de kans dat ik dat in mijn leven meemaak is maar liefst 10%. Een goed staat van onze dijken is daardoor van groot belang. Het Waterschap De Hollandse Delta zet daarom hier regelmatig een rattenvanger voor in.

De Dubbeldamse Watertoren

De Dubbeldamse watertoren met televisiemast rond 1970

De 36,40 meter hoge watertoren van Dubbeldam aan de Kromme Zandweg is gebouwd in 1916 door aannemer Visser & Smit Hanab. De watertoren met een waterreservoir van 200 m3 was indertijd een van de eerste geheel betonnen torens in Nederland. In 1973 werd de toren buiten gebruik gesteld. Dubbeldam was inmiddels al geen zelfstandige gemeente meer met een eigen waterbedrijf en inmiddels werd de druk op waterleidingen al mechanisch met pompen in stand gehouden. Watertorens waren daardoor niet meer nodig.

De toren is daarna nog wel gebruikt als basis voor de zendmast voor de televisie. De totale hoogte van de toren werd daardoor bijna verdubbeld. Maar met de introductie van de kabeltelevisie verdwenen met de televisieantennes op de huizen ook de zendmasten. Maar de toren was inmiddels een gemeentelijk monument geworden en er werd naarstig gezocht naar een nieuwe bestemming. De toren werd daarom door de gemeente voor het symbolische bedrag van 1 gulden te koop aangeboden voor de organisatie die het beste plan voor een nieuw gebruik van de toren indiende.

Dat beste plan werd ingediend door Stichting Buitenzorg, die we eerder tegenkwamen als grote tegenstanders van het uitbreidingsplan Buitenstad. Zij bewezen hiermee dat milieu-activisme heel goed kan samengaan met gezond ondernemerschap. Sjako en Edith van de Merwe en René en Sabine van Ballegooijen wilden de toren ombouwen tot een multifunctioneel centrum met en ecologische verswinkel met streekeigen producten, eetcafé De Hermelijnen een bezoekerscentrum over de verdere plannen van Stichting Buitenzorg voor natuurontwikkeling in het buitengebied. Het zou in hun woorden “een ecologische bijenkorf” gaan worden, symbolisch voor de bedrijvigheid en met een knipoog naar de zeshoekige vorm van de toren. Een imker ging lokale honing leveren.

In 2001 werd zo de toren nieuw leven ingeblazen en kreeg het zijn oorspronkelijke kleuren uit 1916 terug. De toren, inmiddels omgedoopt tot Watertoren Buitenlust, kreeg een metalen externe wenteltrap waarmee alle tussenverdiepingen bereikt kunnen worden en op de zevende verdieping een uitzicht platform. Ook is er zelfs een rolstoeltoegankelijke lift. Op de begane grond werden drie zeshoekige paviljoens ingericht waar een bezoekerscentrum en ligfietscentrum Maya werden ingericht. Op de bovenste verdieping kwam een vegetarisch restaurant met een fantastisch uitzicht, toepasselijk “De waterdrager” genoemd. Er was een ecologische kunstnijverheid- en kledingwinkel en een cursusruimte.

In de loop der jaren hebben er wel grote veranderingen plaatsgevonden in het aantal ondernemers in de toren. Zo is Maya ligfietsen verhuisd naar een grotere ruimte aan de Stevensweg. Momenteel is de watertoren zelf volledig ingericht als hotel, gerund door Jaap en Joke Bloeme. Daarnaast bevindt zich op de benedenverdieping poldercafé van Tom de Saint Aulaire. Ook is er in de toren een permanente expositie met praktische en gerichte informatie over het polderlandschap, de nabijgelegen Hollandse Biesbosch, duurzame landbouw en de bijzondere geschiedenis van de watertoren. Het balkon van de zevende verdieping geeft een prachtig uitzicht over de polders en Brabant in de verte.

Het bleef uiteindelijk toch wel lastig de toren financieel rendabel te exploiteren. In 2017 is de toren zelfs weer te koop gezet voor een vraagprijs van € 695.000. Het idealistische idee was dat de winkeltjes en bedrijfjes op een milieuvriendelijke manier zouden kunnen bedruipen, maar daar kwam uiteindelijk niet veel terecht. Omdat ze groeiden, zoals Delicees en Maya, of omdat ze het niet redden en stopten. Penningmeester Sjako van de Merwe in het AD: “Het was destijds een prachtig punt die de strijd tegen de oprukkende nieuwbouw in de polders markeerde. De toren was, en is het keerpunt: tot hier bouwen en niet verder.”

Leefbaarheid

Stadspolders had zich inmiddels enerzijds tot een droomwijk ontwikkeld, met veel groen, prachtige huizen, goed openbaar vervoer, een prachtige Biesbosch als ‘achtertuin’. In een landelijk onderzoek was Stadspolders zelfs heel hoog geëindigd in de wijk met de beste buitenspeelplekken van heel Nederland. Maar anderzijds was toch ook nog steeds een slaapwijk, een wijk waar ’s ochtends vroeg een stroom auto’s de wijk verliet om de bewoners naar hun werk elders te transporteren en ’s avonds was de stroom auto’s weer in omgekeerde richting. Stadspolders was nog steeds geen wijk met levendig verenigingsleven. De term is al eerder gebruikt: De ‘sociale cohesie’ was zwak. Dat hoeft niet erg te zijn, maar kan soms wel tot problemen leiden. Eenzaamheid, bijvoorbeeld. Ook kunnen kleine ergernissen zomaar uitgroeien tot grote problemen en flinke burenruzies. De wijkagenten hadden het er soms druk mee.

Regelmatig werden er door de gemeentelijke wijkcoördinatoren wijkoverleggen georganiseerd waarin er flink gedebatteerd werd over het wel- en wee in de wijk. Daarin werden dit soort zaken besproken. Een altijd terugkerend onderwerp was altijd het gebrek aan parkeerplaatsen. Ook de overlast van de jeugd was een vast onderwerp, maar veiligheid in het algemeen was ook een vast onderwerp. Hoe kwam dat? Was er echt meer criminaliteit? Was er echt meer overlast? Of was het meer een gevoel dat voortkwam uit het elkaar niet kennen?

Overlast van hangjongeren, bijvoorbeeld. Zijn die jongeren nou echt zo baldadig? Of is er toch gewoon goed mee te praten en afspraken mee te maken. De wijkpolitie probeerde daar regelmatig als scheidsrechter tussen te komen. Soms hadden de klagers gelijk. Bij het tunneltje onder het treinstation was het ’s avonds inderdaad niet altijd pluis. Daar greep de politie stevig in toen er gedeald werd. Maar meestal waren goede afspraken genoeg. Bij het basketbalveldje bij de Balsa, bijvoorbeeld. Scheurende brommers, ruzies en vernielingen. Daar heeft de wijkpolitie stevig in moeten grijpen. Op andere plaatsen kon het ook best uit de hand lopen. De wijkagenten kenden zo wel tien plaatsen waar ze vaker patrouilleerden. Vooral ’s zomers natuurlijk. ’s Winters viel het wel mee. In de zomer van 2004 was het warm en voor veel jongeren was het geweldig stoet om dan vanaf de spoorbrug het Wantij in te springen. Liefst vlak voor het treintje er luid toeterend aankwam. Cool! Dat was natuurlijk levensgevaarlijk en ProRail heeft daar toen rigoureus een eind aan gemaakt door de brug met een stevig hekwerk af te sluiten.

Het was ook de tijd dat het aantal tieners in de wijk het hoogst was. Tien jaar later waren die jongeren weer wat ouder en vooral ook wijzer geworden.

Ook uit het grote Leefbaarheidsonderzoek dat in 2007 was gehouden bleek dat bewoners daarin een neergaande lijn zagen. Stadspolders was nog geen probleemgebied te noemen, maar als die lijn zou doorgaan werd het dat wel. Vooral rond het winkelcentrum Pearl Buckerf werd de situatie als problematig ervaren. Er werd een budget van €320.000 voor ‘leefbaarheid’ vrijgemaakt om het tij te keren. Aan bewoners werd gevraagd waaraan zij dat geld zouden willen besteden. Op zaterdag­ochtend bemande een kudde ambtenaren de Leefbaarheidsstand in het winkelpleintje. De opkomst bijzonder tegen. De professionals van de gemeente, Progrez, Interstede en de wijkpolitie waren ’s ochtends ver in de meerderheid. “Het was voor ons ook de eerste keer dat wij zoiets organiseren”, vertelde wijkmanager voor Stadspolders, Els van Leeuwen na afloop. “Volgende keer organiseren we dit niet meer op een zaterdagochtend, want dan moet iedereen blijkbaar nog wakker worden”. Maar later die dag werd het wat levendiger en werd er druk heen en weer gepraat tussen bewoners en ambtenaren. En de resultaten? Er kwamen weinig concrete ideeën. Meer controleren op uitlaten van honden op speelveldje, een stukje verharding dat er slecht bij ligt of een struik dat het voetpad overwoekerd. Niet direct de bewonersinitiatieven om de dalende leefbaarheidsscore te verbeteren.

De Bus

Een van de grotere aandachtpunten voor de wijkpolitie waren de hangjongeren die zich verveelden en in de wijk, vaak op vaste plekjes rondhingen. Zelf noemden ze dat ‘chillen’, maar anderen, vooral ouderen, ergerden zich er enorm aan. Dat is natuurlijk van alle tijden maar soms veroorzaakt dat op sommige plekken grote onrust. Uit diverse onderzoeken werd Stadspolders nog altijd als een zeer leefbare wijk gezien waar bewoners zeer tevreden over waren, maar de score daalde wel jaarlijks een beetje. Door het jongerenwerk van de Dordtse Welzijns Stichting DWO werd daarom het ‘Busproject’ bedacht. In een oude stadsbus konden bewoners met de jongerenwerkers open en vrij en bepraten wat men van de buurt vond en welke ideeën zij hadden om dit te verbeteren. In die informele setting kwamen ook jongeren meepraten.

Een van de uitkomsten was het idee om meer straatfeesten te organiseren. Dat wat eerder door iedereen bij het 20-jarig feest zo positief ervaren dat dat voor herhaling vatbaar was. Er werd als gevolg van het Bus-project inderdaad een budget voor straatfeesten vrijgemaakt, maar geld is een ding, de organisatie ervan is een ander ding. Dat moesten de bewoners natuurlijk ook zelf doen. Uiteindelijk zijn er inderdaad een klein aantal straatfeesten geweest, maar toen bloedde dit initiatief toch ook weer dood.

In 2008 werd de Bus weer van stal gehaald. Twee keer per weer stond hij op het Pearl Buck-erf als mobiel buurthuis, gerund door twee jongerenwerkers van DWO. Opvallend dat de Bus daar populairdere was bij meisjes dan jongens. Wellicht door de vaste chauffeur, Gerrit Sietses die een vaderlijke invloed had. Het Winkelcentrum Pearl Buck-erf was in die tijd echt nog een hangplek waar door de wijkagenten regelmatig op moest worden getreden. Er kwam zelfs een samenscholingsverbod met boetes van 30 tot wel 60 euro. “Het is een beetje kinderachtig. We zitten alleen maar op een bankje en dan bellen de winkeliers al de politie, bang voor hun klandizie. We zitten alleen maar en doen niemand kwaad.”

Wijkbudgetten

Later werden er nog meer creatieve methoden uitgedokterd. Een innovatief idee was om de bewoners mee te laten beslissen waar het beschikbare wijkbudget naar toe zou moeten gaan. Meer naar sociale projecten, bijvoorbeeld, of naar groene projecten of naar toezicht en veiligheid. Met de toename van het internet gebeurde dat toen digitaal. Een mogelijk ideale manier om snel de mening van de bewoners te kunnen achter­halen. Daar werden zeer futuris­tis­che onderzoeks­metho­den voor gebruikt zoals een Debat­mobiel. Zou dit net als in Gotham City de oplos­sing kunnen brengen?  Uit een van die resultaten kwam een interessant resultaat wat de respondenten het belang­rijk­ste vonden waar het overheidsgeld naar toe zou moeten gaan: PARKEERPLAAT­SEN en GROEN streden om de hoogste plaats, maar de auto won het overduidelijk. Het volk had gesproken.

De gemeente bleef met een unheimisch gevoel zitten. Uit diverse onderzoeken en enquêtes bleek dat Stadspolders heel slecht scoorde op de factor ‘’sociale cohesie’. Dat kan heel problematisch zijn want dat houdt in dat mensen heel weinig contact hebben met buurtgenoten. Vereenzaming ligt dan op de loer, maar ook burenruzies kunnen dan behoorlijk uit de hand lopen. Daar was een programma voor op de televisie, Mr. Frank Visser Doet Uitspraak, dat inderdaad in 2017 een item had dat zich afspeelde in onze wijk. De eisers, buren, vonden dat de tuin van de buurman dusdanig slecht onderhouden was dat zij er enorm last van hadden. Er kwam door de hoge begroeiing nauwelijks zon meer in hun tuin en er zou ook veel ongedierte zijn. De gedaagde buurman vond echter een natuurlijke tuin heel belangrijk en wondt zich juist op over de geparkeerde auto’s in de buurt van zijn uitrit. Mr. Frank Visser oordeelde dat ieder naar eigen inzicht zijn eigen tuin mocht inrichten maar daarbij geen buitenproportioneel hinder mocht veroorzaken. Takken over de erfgrens moeten gesnoeid worden, ongedierte moet voorkomen worden en geparkeerde auto’s mogen een inrit niet versperren. En Mr Frank Visser veroordeelde de beide buren tot een goed gesprek met elkaar.

Bomen over dromen

Maar hoe groot was het probleem nu echt? Waren er dan zoveel burenruzies? De uitkomsten van al de onderzoeken en enquêtes van de bewoners van Stadspolders bleken zich erg moeilijk te vertalen naar een concrete aanpak. De gemeente had geen zin om telkens weer opnieuw een wijkfeest te organiseren om bewoners tot elkaar te brengen. Nog een keer werd er weer een poging gedaan om wijkbewoners op te roepen om met ideeën te komen om de wijk meer samen te werken.

‘Bomen over Dromen’ heette het dit keer. En het concept was simpel. Alle organisaties die iets in de wijk deden werden gevraagd om op zaterdag 17 juni 2009 een stalletje te bemensen op de Bieshof. Er was een grote houten boom neergezet waaraan iedereen een blaadje kon hangen met een idee of een opmerking. Het was die dag door het warme weer erg druk en iedereen was in een goed humeur. De belangstelling van het winkelend publiek was groot en de opbrengst verrassend constructief en vooral verrassend praktisch. Mensen wilden gewoon dat de wijk netjes werd onderhouden, dat het er veilig was en dat iedereen de kans had om dat en bij de gemeente een aanspreekpunt was om ideeën aan te dragen. Schoon, heel en veilig waren de kernwoorden. Bij schoon was vooral de hondenpoep een aandachtspunt, bij heel het groenonderhoud en bij veilig vooral de verkeersveiligheid. Nog een paar noemenswaardige wensen: “Knikkertegels in de Oudelandshoek”, “Films draaien in sportzaal van het Palet”, “Viswedstrijd voor kinderen”, “Een wijkhulp team, bijvoorbeeld boodschappen doen voor een zieke buur”, “Een jeugdhonk voor jongeren”. En tenslotte: “Mensen moeten niet naast elkaar maar met elkaar wonen en leven”.

Ook weer straatfeesten

De straatfeesten bij 20 jaar stadspolders waren toen en groot succes geweest en daarom was de gemeente toch ook nu weer scheutig met het geven van subsidies op voorwaarde dat de bewoners de organisatie ervan zelf op zich namen. Het verzinnen van een aanleiding was van minder belang. Zo kwam er een straatfeest ter gelegenheid van 25 jaar Joke Smit-erf en 20 jaar Johanna Naber-erf, waar bij de feitelijke verjaardag wel een beetje gesmokkeld kon worden.

Wethouder Lagendijk van Wijkgericht werken opent de volleybalcompetitie op het Joke Smiterf

Schouwrondes

Misschien een van de simpelste en doeltreffendste manier waren schouwrondes die al sinds 1998 wer­den gelopen door de vaste groenbeheerder Fokke Visser of een medewerker van de groenaannemer. Elke maand werd een nieuw erf afgewandeld en bewoners werden uitgenodigd om mee te lopen en commentaar te geven op de situatie buiten. Die schouwrondes leverden vaak goede, concrete resultaten op.

Montmartre aan de Dijck in het Dijckhuis

Pas als er uit de inwoners zelf initiatieven komen om activiteiten zelf te organiseren is dat een goede graadmeter dat het met de leefbaarheid van een wijk de goede kant op gaat. Een zo’n activiteit was Montmartre aan de Dijck. In het in eind 2005 geopende Dijckhuis in Oudelandshoek was op 26 september 2009, een heel leuk evenement georganiseerd. In het Dijckhuis: ‘Montmartre aan de Dijck’. Het was dat jaar al de tweede keer dat dat daar georganiseerd werd. In het Dijckhuis wonen ruim veertig Korsakov-patiënten, mensen dus die door te veel alcoholgebruik een hersenbeschadiging hebben opgelopen. Er is normaal gesproken daarom ook een redelijk gesloten gebouw om te voorkomen dat bewoners zomaar weglopen. Daarom is het des te bijzonder dat er vanaf 2007 om het jaar ‘Montmartre aan de Dijck’ werd gehouden, waar amateurkunstenaars uit vooral Stadspolders hun werk kunnen tentoonstellen en verkopen. Veilingmeester Jos Deus verkocht ook een aantal schilderijen. Veel van die kunstobjecten hangt daar ook permanent. In de tuin achter het Dijckhuis was dan altijd een rommelmarkt en voor kinderen een springkussen, ponyrijden en een schmink-artiest. In 2009 werd het geheel ook opgevrolijkt door muziekoptredens van de plaatselijke artiesten The Circumstances, ThreeThird, Jerry Given, Angelica, Sander Tournier en Simply-Us. Het evenement was in 2007 voor het eerst en heeft in 2015 voor het laatst plaatsgevonden.

De meidengroep Three Third
Leo Aalders

Muziekfestival Mina Kruseman-erf

In mei 2009 kwam er een “New Kid on the Block”. Simon Taniwel werd de nieuwe opbouwwerker voor Dordrecht Oost. Hij was eerder opbouwwerker geweest in Amsterdam, maar is onder de indruk van Dordrecht: “Goh, wat een mooie stad is dit, zeg”, maar hij vond de buitenwijken hier best wel saai. Hij had wel zin om wat meer actie te organiseren. Over de kantoorruimte in het Palet vond hij maar niets; “totaal ongeschikt”. In Stadspolders zag hij wel veel groen maar ook veel buitenruimte waar weinig gebruik van werd gemaakt. “Echt zonde van die faciliteiten. Een jonge wijk als Stadspolders zou toch moeten bruisen van de activiteiten!”, vond hij. Daarom begon hij direct met het organiseren van een groot muziekfestival dat in een grote tent plaatsvond op 19 december 2009 aan het Mina Kruseman-erf.

De opbrengst ging naar Kika, maar veel zal dat niet geweest zijn. De tent liep niet vol want buiten was het koud en lag er een dikke laag sneeuw. Maar het was verder perfect georganiseerd en als de mensen geweten hadden dat het in de tent heerlijk warm was, met lekkere hapjes en drankjes, was er zeker meer publiek komen opdagen. Er waren zes acts, allemaal uit Dordrecht en twee zelfs uit Stadspolders. De spits werd afgebeten door de driemans-formatie Here’s to Oliver uit Tilburg. Daarna kwam Leo Aalders, een opvallend goede artiest met een Nederlands folk-gospel repertoire die op het Boris Pasternakerf woont. Daarna Three-third, drie zussen uit Oudelandshoek. Na deze drie vooral akoestische optredens begon het te rocken met de swingende Gospelrockgroep Dordrecht, de stampende pop- en rockcoverband Cover-Up en als afsluiter Colibri, een elf-mans (en vrouw) sterke groovy-funky-soul-formatie.

Muzikaal was het een geweldig succes maar Simon Taniwel heeft dat niet meer mogen meemaken. Drie dagen voor het festival stierf hij geheel onverwachts, 48 jaar oud. Hij liet een vrouw en drie kinderen achter.

Laura’s Dance

Laura Potter

Laura Potters begon in 2004 haar dansschool Laura’s Dance in Stadspolders. Vanaf haar tiende was ze al met dansen bezig. Het zat in haar genen. Naast haar toenmalige werk gaf zij turnlessen maar het danselement nam een steeds grotere plaats in. In 2004 besloot ze dan ook om haar baan op te zeggen en fulltime een dansschool te beginnen in Stadspolders.

Dat werd direct een groot succes. Met de selectieteams werden in de loop der jaren veel successen geboekt bij Nederlandse Kampioenschappen. “Niet iedereen kan in het selectieteam zitten”, vertelde Laura in 2015 tegen De Polderkrant. ”We hebben diverse groepen van peuters tot volwassenen en daar ook weer leeftijdscategorieën in. De uitdaging is om bij iedere danser het talent naar boven te krijgen en te zorgen dat iedere groep met elkaar het hoogst bereikbare kan presteren. Vergeet nooit het doel dat erachter zit en probeer van daaruit je successen te halen.” Maar het belangrijkste vindt Laura het plezier wat een danser moet hebben tijdens het bewegen.

Zonder de trainsters Roos, Charlotte en Lenneke had Laura dat hoge niveau niet kunnen bereiken. Alle drie de dames zijn doorgegroeid binnen Laura’s Dance. Binnen het team versterken zij elkaar. Naast het lesgeven werkten zij thuis ook heel veel shows uit. Daarnaast heeft Laura ook een groot team van hulpleiding die mogelijk ooit door kunnen stromen tot hoofdleiding.

Theatershow in Kunstmin

Laura’s Dance heeft in die tijd een goede naam opgebouwd binnen en buiten Dordrecht. Plaatselijk treden zij geregeld op, recent tijdens het nieuwjaarsconcert met de Drechtstad Muziekvereniging en als danspieten bij de Sinterklaasintocht. Optredens waren er ook in het Albert Schweitzer Ziekenhuis tijdens Verwenmomenten. Op 8 maart 2009, haar verjaardag, hield ze bij haar vijfjarig jubileum een dansmarathon waarbij de opbrengst, tienduizend euro, ten bate kwam bij KiKa, de organisatie die zich inzet voor kinderen met kanker.

In 2010 waren er al 350 leerlingen bij haar dansschool met nog 200 op de wachtlijst. Er waren optredens bij het Big Rivers festival en gaf ze een theatershow voor Villa Pardoes in Kaatsheuvel. Tweemaal was ze op televisie en was ze te horen op Radio 538. Verder was ze soms heel innovatief bezig, bijvoorbeeld met een voorstelling in het Energiehuis waar ze een voorstelling gaf van het project HipOrgue met Hip-Hop dancers, begeleid met orgelmuziek. Ook begon ze een Theatergroep, voor kinderen van 8-12 jaar en een groep van 12 jaar en ouder. De kinderen leerden acteren, zingen en dansen.

Ook begon ze met twee gehandicaptengroepen voor dansers met een zware en een licht beperking. In 2013 mocht Laura de eerste prijs in ontvangst nemen van de Regionale Sportstimuleringsprijs Gehandicaptensport Drechtsteden 2013. Er waren negen genomineerden.

Ook de kinderen van Laura timmerden flink aan de weg met muziek en dans. Serra speelde op haar tiende de rol van Keeley Gibson, een balletmeisje in de musical Billy Elliot in het Circustheater in Scheveningen. Een dubbelrol, want daarnaast speelde ze ook de rol van de dochter van een mijnwerker. Haar twee jaar oudere broer Bjurre speelde in de musical Waanzinnig gedroomd met de grootste hits uit het 35-jarige bestaan van Kinderen voor Kinderen.

In 2016 besloot ze echter toch te stoppen met Laura’s Dance. Met haar HBO-opleiding in de psychologie en een massage opleiding begon ze een nieuw bedruifje aan huis, SeeZen, waarin ze naast danstherapie ook massages en coaching gaf. Bij de danstherapie keek zij hoe de mensen bewegen en waar eventuele blokkades of andere obstakels zitten. Aan de manier van bewegen kan zij aflezen waar mensen misschien moeite mee hebben of andere hindernissen. Daarna geeft ze rustgevende massages.

Maar in 2020 besefte ze dat ze het dansen toch ging missen en is ze toch weer bij Laura’s Dance terug. Ondertussen was ze ook aan het schrijven van een autobiografisch boek begonnen over de twaalf jaar Laura’s Dance, getiteld Laura’s danskoffer, dat in 2021 uitkomt en te bestellen is op haat website www.laurasdance.com.

Beschoeiingen

Stadspolders kent vele singels en die singels moeten zo nu en dan uitgebaggerd worden. Daarvoor werd maar liefst 65.000 kubieke meterbagger verwijderd wat natuurlijk de nodige overlast en troep gegeven, maar dat werd later weer keurig opgeruimd. Veel achtertuinen grenzen aan die singels. De beschoeiing van deze singels is in dat geval het eigendom van de huiseigenaar en niet van de gemeente. Toen de gemeente eind 2003 aan het grootschalige baggerwerk begon hadden de huiseigenaren ook al een brief in de bus kregen met de mededeling dat zij dan ook geacht werden de beschoeiing, die 1,25 meter de grond in gaat, te vervangen. Voor veel bewoners was dat een tegenvaller, zeker ook voor al die mensen die inmiddels zelf ook een vlonder hadden aangelegd. Ook die moest tijdelijk verwijderd worden. Daar hielp het project overigens mee. Ook moesten veel struiken en zelfs bomen verdwijnen. Maar inderdaad, dat is inderdaad een verplichting die daarbij hoort.

Na afloop was ook de waterkwaliteit weer flink verbeterd en om dat te benadrukken werd er na afloop vijftig kilo aan levende vis in de singel bij het Rudyard Kipling-erf gestort. Het baggerproject had maar liefst 1,6 miljoen Euro gekost, en dat was wel exclusief de nieuwe beschoeiingen.

Maar een probleem dat toen jaarlijks terugkwam was de aangroei van hoornblad in de singels. Wel twee keer per jaar werd die snelgroeiende waterplant zoveel mogelijk uit de singels verwijderd, maar het leek dweilen met de kraan open. Enerzijds is de aanwezigheid en snelle groei van hoornblad een teken dat het water zuurstofrijk is. Maar als het dan vooral in de zomer exposief gaat woekeren, verstikt het juist het waterleven. Voordat dat gebeurt moet het dus snel verwijderd worden. Uiteindelijk kon op deze manier weer een goed evenwicht bereikt worden, maar het gaf wel aan hoe complex een goed waterbeheer is.

Muskuseenden

In de singels zwommen eendjes. Niet veel overigens. Maar opeens werden in de vertrouwde en net schoonge­maak­te singels de gewone vijvereen­den een beetje verdrongen door een wat grotere variant, de Muskuseend, een verbastering van de Engelse naam Musquito Duck. Ze kunnen nauwe­lijks vliegen en eten behalve gras en zaad ook veel insecten zoals muggen. Ze werden ooit vanuit Zuid-Amerika naar Europa geïmporteerd voor hun vlees en zijn meer verwant aan de kalkoen dan aan de gewone eend. Het werd op een gegeven moment populair ze in de achtertuin te houden, maar door hun uitwerpselen vernielen ze het gras. Kinder­boerderijen hebben ze daarom ook niet zo graag meer. Daardoor werden ze nog wel eens gewoon over de schutting gezet. Maar het werden er zoveel dat ze voor verkeershinder en zelfs gevaarlijke situaties veroorzaakten, zowel in de Stadspolder als in Oudelandshoek. Daarom zijn ze in een grote actie van de gemeente allemaal op een ‘dier­vrien­­delijke wijze gevangen’ en er was, volgend Leo de Otter van de gemeente, “een goed nieuw onderkomen voor ze gevonden, ergens in het noorden van Nederland

Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen dat ooit voor de wijk was bedacht bleek al heel snel veel te klein te zijn. Per huis waren er gemiddeld geen 1,2 parkeerplaats nodig, maar in eerder twee plaatsen. De enorme groei van het aantal auto’s was niet voorzien. Dat kwam deels ook doordat er veel bedrijfsauto’s, soms zelfs hele vrachtwagens, gewoon in de wijk geparkeerd werden. Daar werd al snel een goede oplossing voor gevonden: alle vrachtwagens en ook de losse trailers moesten op een speciaal daarvoor gecreëerd parkeerterrein aan de Ploegstraat.

Ook bleken veel parkeerplaatsen op eigen terrein nauwelijks gebruikt te worden. Daar hadden de ontwerpers van de wijk zich toch lelijk op verkeken. Maar dat was niet makkelijk op te lossen. Vooral ook doordat de laatste nog opengelaten bouwkavels later alsnog ingevuld werden.

In 2004 al kwam dit onderwerp op de agenda gezet van het groot wijkoverleg en daar kon toen nog in gezamenlijk overleg tussen de verkeerskundigen en wijkbewoners maar liefst 250 extra parkeerplaatsen worden gekomen. Maar daarmee was het probleem nog niet lang opgelost. Het aantal auto’s groeide harder dan het aantal plekken die gevonden konden worden. Bij latere nieuwe zoektochten was het nauwelijks meer mogelijk zonder dat dit ten koste zou gaan van het groen in de wijk. Daar waren weer andere inwoners erg tegen gekant. Toch worden er nog steeds nieuwe acties ondernomen, veelal op initiatief van de coalitiepartij Beter Voor Dordt, om meer parkeerplaatsen te creëren. Mondjesmaat lukt dat dan. Maar ergens moet dat eindigen. De weerstand daartegen groeit ook. Zij willen Stadspolders juist zo groen mogelijk houden.

Daarna zijn er nog vele pogingen gedaan om steeds meer nieuwe parkeerplaatsen te creëren. Nog steeds is het een belangrijk speerpunt van Beter voor Dordt, ooit groot geworden door de strijd tegen Buitenstart, maar inmiddels een partij die haar partijprogramma vooral invult met uit bewonersenquêtes gehaalde wensen. Parkeren staat daarbij in Stadspolders hoog op die lijstjes zodat die partij daar grote aandacht aan besteed. Elk jaar worden zo een aantal erven op bewonersavonden onder de loep gehouden, waarna weer een paar nieuwe plaatsen worden gevonden. Grote slagen als de 250 extra parkeerplaatsen in 2004 zijn daarbij niet meer te maken, maar in elk erf wordt na zo’n bewonersavond toch weer een paar plaatsen toebedeeld.

Migranten en vluchtelingen

Stadspolders kent relatief iets minder inwoners van buitenlandse afkomst dan Dordrecht als geheel. Erg veel scheelt dat overigens niet. Het aantal inwoners met een niet-westerse achtergrond in Dordrecht was in 2020 19,1% en in Stadspolders 14,7%. Opvallend is het relatief hoge percentage met een Surinaamse achtergrond (11,3% t.o.v. 7,1% in Dordrecht) en het lagere percentage van zowel Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse achtergrond (samen 27,3% t.o.v. 34,5% in Dordrecht). Deze mensen zijn vrijwel allemaal ooit naar Nederland gekomen om hier werk te zoeken. In de jaren ’60 en ’70 was er een actief overheidsbeleid om deze ‘gastarbeiders’ naar Nederland te halen. Vaak voerden zij zwaar, vies werk uit waar Nederlanders hun handen niet vuil aan wilden maken.

Begin 2003 sprak De Polderkrant met de toen 56-jarige Sabri Kenan Bagçi, de belangrijkste woordvoerder van de Turkse gemeenschap in Dordrecht. Hij kwam in 1969 naar Nederland en woonde toen vier jaar in Stadspolders. Ooit begon hij als schoonmaker in een metaalfabriek maar fungeerde al snel als tolk en later als woordvoerder voor verschillende Turkse organisaties.”De Turken in Stadspolders zijn goed geïntegreerd”, zei hij, “in tegenstelling tot vaak in Krispijn en het Centrum bewegen zij zich hier moeiteloos tussen de Turkse en Nederlandse wereld. Dat is ook logisch. De Turken in Stadspolders hebben zich maatschappelijk al bewezen, hebben een goede baan en spreken meestal prima Nederlands. Voor de minder draagkrachtige Turkse gezinnen zijn er hier te weinig goedkope huurhuizen. In Krispijn en het Centrum wonen veel ongeschoolde mensen. De oude woningen zijn daar veel goedkoper. Het probleem is dat de Turken daar veel te veel te geconcentreerd op één plek wonen. Hartstikke gezellig natuurlijk, maar die mensen integreren niet. Ze praten alleen Turks met elkaar, net alsof ze nog in Turkije zitten. In de Stadspolders is alles veel beter verdeeld.”

Hij vindt niet dat er speciaal iets voor de Turkse gemeenschap in Stadspolders zou moeten komen Volgens hem belemmert dat de integratie in plaat van haar te bevorderen “Wel hebben we vorig jaar een ruimte bij het Palet gehuurd om vaker samen te komen met andere Turkse gezinnen. “Dat was voor de gezelligheid, maar ik zie er verder helemaal niets in. Ik zie noch voor mij, noch voor mijn dochters een toekomst in Turkije. Onze toekomst ligt hier.”

In april 2003 werd Sabri Bagçi benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Shyam Gana wordt feestelijk toegesproken door de directeur van De Wielborgh, Christien Baas Borsje

De Nepalese kok van het Polderwiel, Shyam Gana is geen vluchteling. Maar toch heeft hij een vluchtverhaal en is hij in 1998 pas na lange omzwervingen in Nederland terecht gekomen. Hij is geboren in Myanmar (het vroegere Birma) in een nederzetting van uitsluitend christelijke Nepalezen die vanuit Nepal naar het overwegend christelijk Noord-Birma geëmigreerd zijn. Shyam voelt zich echter sterk aangetrokken tot het Hindoeïsme en Boeddhisme. Hij voelde zich daardoor steeds minder op zijn gemak en toen hij voor het leger van Birma werd opgeroepen om mee te vechten tegen opstandelingen is hij naar Thailand gevlucht. Hij was toen nog maar zestien jaar oud. Hij voorzag in zijn levensonderhoud met het verkopen van kleren aan toeristen en zo ontmoette hij zijn latere pleegvader. “Ik heb zoveel geluk gehad”, zegt hij. “Ik ben er eigenlijk nog steeds verbaasd over. Ik had geen paspoort en heb het na twee jaar toch voor elkaar gekregen een Nepalees paspoort te krijgen. Zo kon ik in 1998 naar mijn pleegouders naar Nederland emigreren. Daar is hij direct begonnen met een inburgeringscursus en kreeg al snel een baan in een groothandel van oosterse kunst. Maar koken is zijn hobby en zo kwam hij als kok te werken in een verzorgingstehuis in Ridderkerk. Weer twee jaar later werd hij aangenomen als kok bij de Wielborgh. En daar werkt hij nog steeds met veel genoegen en grote tevredenheid van de gasten voor wie hij kookt. Gewoon Nederlandse kost.

Op 23 november 2007 ontving Shyam op het stadhuis van Dordrecht zijn Nederlanderschap.

Vluchtelingen

Er is ook een kleine groep migranten die wel als vluchteling in Nederland terecht zijn gekomen. Zij hebben ooit de beslissing moeten nemen om hun vaderland te verlaten omdat ze daar hun leven niet meer zeker waren. Nederland voert een vrij restrictief vluchtelingenbeleid. Slechts mondjesmaat worden een aantal van hen opgenomen in ons land. In Stadspolders wonen er enkele tientallen, elk met een schrijnend verhaal.

Het verhaal van de Familie Kassa uit 2004 is daar een van. In 1993 waren ze gevlucht uit Ethiopië. Elf jaar lang woonden zij alweer In de Stadspolder. Hanna, hun oudste dochter, was toen twaalf jaar oud en zat in het laatste jaar van de Griffioen. Rachel was toen vier jaar oud. Beide meisjes kenden niets anders dan Nederland en waren volledig ingeburgerd. Ze spraken ook geen andere taal dan Nederlands. En toch zouden ze volgens minister Verdonk zonder pardon het land worden uitgezet naar een land dat ze niet kenden en waaruit hun ouders gevlucht waren omdat ze er hun leven niet zeker waren. Zelfs de reiskosten voor het korte uitzettingsgesprek in Arnhem kregen ze niet vergoed.

Maar buurtbewoners kwamen toen in het geweer om te protesteren tegen deze onmenselijke uitzetting. Haar buurvrouw opende samen met vrienden en andere buren een website waarop zee probeerden zoveel mogelijk steunbetuigingen te verzamelen.  Daarop kwamen zoveel reacties dat het uiteindelijk lukte. In oktober 2006 kregen ze alsnog het bericht dat ze een verblijfsvergunning kregen voor onbepaalde tijd. Ze mocht blijven! Hun vader kreeg een baan en ze leefden nog heel lang in de flat in Stadspolders, omringd door de buurtgenoten die hun zo geholpen hadden.

In 2017 sprak De Polderkrant met een van de begeleiders van TriviumLindenhof aan het Bakemaerf. Daar woonden toen acht alleenstaande minderjarige vluchtelingen (AMV’s) van 14 tot 17 jaar uit Eritrea, Syrië, Afghanistan en Somalië in de ‘Short Stay Facility’. Vlak in de buurt woonde Germai (28) uit Eritrea op zichzelf. Willy Emrich was er een van de begeleiders op deze kleine woongroep. Ze vertelde: Het is pittig, maar erg nodig en heel dankbaar werk. Alle kinderen hebben te kampen met trauma. Zij spreken nauwelijks Nederlands, zijn vaak analfabeet en missen hun ouders enorm. Ze zijn allemaal aan het wachten tot die er zijn. Gezinshereniging is hun eerste doel. En dat duurt soms jaren. Het draait om papierwerk. Bijvoorbeeld in Eritrea hebben de mensen alleen een doopakte. Er is dan DNA-onderzoek nodig om te kunnen bewijzen wie de ouders zijn.

We zijn hier in mei 2016 begonnen met niks. We zijn blijven geloven in het concept en het werkt. De kinderen hebben hier een veilig thuis en gaan allemaal naar school. Ze worden begeleid naar zelfstandigheid en geholpen met de gezinshereniging door Vluchtelingenwerk en de voogd van NIDOS (Jeugdbescherming voor vluchtelingen).”

De wat oudere Germai is vanuit Eritrea via Ethiopië, Soedan, Libië en Italië in 2015 in Nederland terecht gekomen. Hiervoor woonde hij in Ter Apel, Dronten, Stadskanaal en nu sinds ruim één jaar in een appartement in Stadspolders. In de huiskamer staat een grote bos kunstbloemen op de tafel en hangen twee grote religieuze prenten aan de muur. Op een kastje staat een foto van een vrouw. “Dat is mijn vrouw. Zij is nog in Ethiopië. Daar waren we samen naartoe gevlucht. De verdere reis was te gevaarlijk en heb ik zonder haar gemaakt. Ik probeer al twee jaar via een advocaat om haar hierheen te mogen halen. Dit is nog niet gelukt.” Dit bezorgt hem veel stress. Zijn vrouw is ongelukkig en vaak ziek. Ondanks het verdriet hierover werkt Germai hard aan de toekomst. Hij gaat drie keer per week naar school om de inburgeringsexamens te kunnen doen en de Nederlandse taal te leren. Hij werkt graag met zijn handen. Zijn droom is timmerman te worden.  Via Vluchtelingenwerk werkt hij twee keer per week vrijwillig in de Bibliotheek Stadspolders om nog beter Nederlands te leren en naar het MBO te kunnen.

Vluchtelingenwerk is nog steeds actief in Dordrecht. In 2019 waren er 101 statushouders gehuisvest, waaronder 37 kinderen, in 52 beschikbaar gestelde woningen. Een druppel op een gloeiende plaat, maar elke druppel helpt. En er zijn nog altijd vrijwilligers nodig.

Herbestratingsprogramma

In 2008 was het inmiddels bijna 30 jaar geleden dat de eerste erven werden aangelegd en dan beginnen die erven langzamerhand aan wat onderhoud toe te zijn. Dat is het begin van een herbestratingsprogramma, dat heel langzaam in de loop der jaren heel stadspolders zou beslaan. Herbestrating is niet alleen nodig omdat de straatstenen versleten zijn. Er werden direct ook kleine verbeteringen aangebracht, nieuwe inzichten (zoals inderdaad meer parkeerplaatsen) maar ook omdat de straat inmiddels verzakt is. Want “Heel Holland Zakt”. In heel het Nederlandse poldergebied, dus heel West Nederland, zakt de boden tussen de 2 en 5 mm per jaar. De ooit zompige kleipolder die Stadspolder is bewoonbaar gemaakt door de grondwaterstand lager te bemalen en op te hogen met grond en zand. Het grondwater is daarmee ongeveer een meter onder het maaiveld gekomen. Is dat minder, dan krijg je water in de kruipruimtes. Maar beide maatregelen veroorzaken wel bodemdaling; na 25 jaar in Stadspolders ongeveer 5 tot 10 cm. Zoveel moeten de straten en stoepen dus opgehoogd worden. Tuinen moeten de bewoners zelf ophogen.

Begonnen werd bij het Boris Pasternak-erf, daarna kwam het Joke Smit-erf. Omdat het herbestratingsprogramma best wel veel onderhoudsgeld koste werd een planning van hooguit een of twee erven per jaar het maximum. Het programma is dan ook nog steeds niet volledig afgewerkt. En als elk erf geweest is kan er weer opnieuw begonnen worden. Tja. Onderhoud is een ‘never ending story’.

Met het herbestratingsprogramma konden meteen wat andere zaken worden meegenomen die op dat moment speelden. Zo waren er op een heleboel plaatsen nog trottoirbanden in grote vierkanten in de stoep aangebracht om de vuilniszakken op de ophaaldagen konden worden geplaatst. Maar die waren niet meer nodig met de introductie van de grote plastic kliko’s in verschillende kleuren. Naast de grijze en groene bak werd in 2006 ook de blauwe bak geïntroduceerd.

Ook de nieuwe glasbakken en andere vuilcontainers worden steeds vaker ondergronds aangebracht, wat ook telkens een grote ingreep is in de verharding.

Glasvezel

Maar eind 2005 werd er ook begonnen met wat een revolutie zou betekenen, maar waar indertijd nog met argusogen naar werd ge­keken: in de stoepen werden paarse plastic buizen aangelegd. Er leek geen systeem in te zitten Waar was dat voor? De buizen bleken te worden aangelegd voor de Stichting Breedband Drechtsteden, waar een groot aantal non-profit organisaties zoals scholen, gezondheidsorgani­saties en bibliotheken bij aangesloten waren. Door de buizen werd een netwerk van glas­vezelkabels getrokken waardoor het een telecomnetwerk vormde waardoor razendsnel, letterlijk met de snelheid van het licht, verbin­ding met elkaar konden hebben. Op 1 maart 2006 werd het netwerk formeel in werking gesteld. Nog maar weinigen hadden toen al door hoe snel de wereld daardoor zou gaan veranderen. Eind 2008 zou Glashart beginnen met de aanleg van een volledig dekkend glas­vezelnetwerk voor alle huizen in Stadspolders. Niks verbinding maken via de telefoonver­binding, waarbij de telefoon voor iedere minuut flink doortikte.

Met glasvezel kwam iedereen 24/7 online. Een ware revolutie brak aan.

Dubbeldamse scholen tijdelijk in Stadspolders

In de zomer van 2009 werd er nog meer gebouwd, maar dit keer was dat tijdelijk de Beatrixschool en de Julianaschool in Dubbeldam, die beiden supersnel binnen drie dagen opgebouwd waren. De binnen-afwerking duurde echter aanmerkelijk langer. Beide protestant-christelijke basisscholen vervingen hun oude gebouwen voor nieuwbouw. De nieuwbouw van de Julianaschool zou twee jaar duren en die van de Beatrixschool een half jaar langer. Er werd ook een groot parkeerterrein bij aangelegd dat naderhand is blijven liggen. Voor De Hoop was dat eigenlijk wel handig als parkeerplein voor hun drukbezochte activiteiten zoals de Week van Hoop. De toegang tot dat parkeerplein loopt echter wel via de Ploegstraat.

t’ Erfje brandt

Eeuwig zonde was het toen in de nieuwjaars­nacht van 2009 0p 2010 het eerste en enige echte buurthuis dat Stadspolders ooit gehad heeft volledig afbrandde Daarmee ging een historisch belangrijk gebouw voor Stadspol­ders volledig verloren. Met moeite zijn de aanpalende scholen en sportzalen nog door de brandweer gered, hoewel de schade daar toch ook vervelend groot was.

Brand in Scholencomplex Stadspolders en ‘t Erfje

‘t Erfje na de brand

Vijf jongens van 15 en 16 jaar hebben bekend. Op Nieuwjaarsnacht hebben ze een ruit ingegooid en vuurwerk naar binnen gegooid. Met man en macht is daarna gewerkt zodat na de kerstvakan­tie de aanpalende scho­len weer aan de slag konden, maar de schade was ook daar zo groot dat dat niet lukte. Scholieren zijn de eerste schooldagen onderge­bracht in noodopvang elders in de wijk. Binnen een paar dagen was het binnen weer zover hersteld dat opvang en lessen na een week extra kerstvakantie weer konden hervat. Maar buiten was de schade erger. De Griffioen schatte in dat een volledig herstel zeker nog een jaar zou gaan duren. De Polderkrant interviewde de toenmalige directrice van de Oranje Nassauschool hierover:

Anneke van Estrik: “Ik hoop dat de daders zich bewust worden van wat ze hebben aangericht”

Het is oudejaarsavond 23.15 uur, als bij Anneke van Estrik, directrice van de Oranje Nassauschool, de telefoon gaat. Het is de politie met de melding dat haar school in brand staat. Binnen no-time is zij op de plek des onheils aan het Selma Lagerlöf-erf, maar moet daar de brand bij de Oranje Nassauschool met lede ogen aanzien. De brandweer loopt zich het vuur uit de sloffen. Daarbij is ook Anneke van Estrik met haar sleutelbos en kennis van het gebouw een schakel bij de bestrijding van de brand. Om 4.30 uur is zij weer thuis en eindigt een onwezenlijke jaarwisseling. Haar eerste indruk bij zaklantaarnlicht (“Het valt binnen best mee”) bleek niet de juiste: de schade was vele malen hoger dan verwacht en de nasleep van de brand kan nog maanden duren.

Bij de brand liep niet alleen de Oranje Nasssauschool forse schade op. Het aangrenzende kinderdagverblijf Okidoki ging geheel in vlammen op en het schoolgebouw van De Griffi­oen raakte beschadigd. “Het schoonmaakbedrijf dacht een paar dagen voor het opruimen nodig te hebben, maar uiteindelijk is de school een week dicht geweest. Wij moesten ons bij alles afvragen: schoonmaken of nieuw kopen? Nieuw kopen bleek veelal toch de goedkoopste oplossing,” zegt Anneke van Estrik. De daders – vijf jongens van 15 en 16 jaar – zijn opgepakt en hebben de brandstichting bekend. Zij zullen zich moeten verantwoorden voor de politierechter. “Ik kan niet eens kwaad zijn op de jongens. Dat helpt niet meer. Ik hoop alleen, dat ze zich bewust worden van wat ze hebben aangericht.”

Om de kinderen te helpen bij het verwerken van de brand is de brandweer op school uitgenodigd. “De brandweer heeft geweldig werk gedaan. Petje af! Het is natuurlijk hun werk, maar het mag best eens gezegd worden. Op de eerste schooldag na de brand stond er een brandweerauto op het schoolplein en waren er maar liefst zeven brandweermannen en -vrouwen. De kleuters en kinderen van groep 3 zijn per groep naar de brandweer geweest. Ze mochten in de blusauto zitten en de slang mocht worden uitgerold over het schoolplein. Dat was dikke pret. Het percentage kinderen dat later brandweerman wil worden, is meteen fors gestegen,” zegt Anneke van Estrik lachend.

De oudere kinderen hebben hun eigen therapie voor de brand. Zo wordt er na de brand op Hyves druk gespeculeerd over wie de daders zijn. Verder hebben de ouderen ook prakti­sche vragen, bijvoorbeeld wat er met de gymzaal – die door de kinderen van zowel de Oranje Nassauschool als De Griffioen werd gebruikt – gaat gebeuren. Een goede vraag, waarop de schooldirectie het antwoord voorlopig schuldig moet blijven. “De zaal is in ieder geval tot zomer niet meer te gebruiken. Ik denk dat de gemeente zal besluiten om de zaal op te knappen, maar de definitieve beslissing moet nog genomen worden. Tot die tijd gymmen de kleine kinderen in de sportzaal in het Palet en moeten de ouderen op de fiets naar een gymzaal in Dubbeldam.”

Het gedeelte van kinderdagverblijf Okidoki is – op de vloer na – vorige maand in zijn geheel gesloopt. Hoe de toekomst van het kinderdagverblijf eruit zal zien, is nog altijd onzeker. “Voor de kinderen van Okidoki zijn bij de Oranje Nassauschool en De Griffioen lokalen ingericht, maar dat is niet erg praktisch. Hoelang dit nog gaat duren, weet ik niet. Ik denk voorlopig tot de zomer. Het zou mooi zijn als de gemeente nu snel stappen zou ondernemen,” zegt Anneke. En – zoals het een directrice betaamt – heeft zij ook een mening over wanneer de restauraties zouden moeten plaatsvinden: “tijdens de schoolvakanties, wanneer de kinderen er niet zijn.”

In het gemeentelijk beleid is geen plaats meer voor buurthuizen van waaruit gemeentelijke jongerenwerkers en opbouwwerkers werken. Jongerenwerk bestaat nog wel en wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door R-Newt van Contour de Twern. Waar het opbouw- en jongerenwerk ooit in ’t Erfje begon en daarna feitelijk naar het Palet verhuisde hadden inmiddels ook daar inmiddels de kantoren een andere functie gekregen. Opbouwwerkers, ouderen- en jongerenwerkers, cultureel werk, alles was inmiddels naar Sterrenburg verhuisd. Stadspolders, Dubbeldam en Sterrenburg waren inmiddels tot een werkgebied samengevoegd: Dordrecht Oost. Het aandeel jongeren in de Stadspolders was in de loop der jaren ook al fors gedaald en dat in Sterrenburg was juist weer aan het groeien. Uiteindelijk is ‘t Erfje rees als een Feniks toch weer uit haar as en een kleinere versie van ‘t Erfje is weer opgebouwd en weer geschikt gemaakt activiteiten.

Kleur

Maar De Polderkrant vierde eind 2009 wel een feestje: Vanaf begin 2010 verschenen alle kranten in kleur.