Voorbereidingen 1970-1980
Stadsuitbreidingen
Tot het begin van de 19e eeuw lag de bebouwing van Dordrecht nog bijna volledig binnen de singels die om de oude binnenstad lagen. Heel voorzichtig begon er daarbuiten ook gebouwd te worden, Voor aanleg van het spoor en het Centraal Station werd de gemeentegrens in 1871 al naar het zuiden verlegd en ook naar het westen werd er ruimte geschapen voor uitbreiding van woningen voor de gegoede burgerij, maar zeker ook voor de opkomende middenklasse. Voor arbeiderswoningen werd vooral richting De Staart gekeken, waar immers de industrie zich uitbreidde.
De invoering van de Woningwet in 1901 had ook voor Dordrecht grote gevolgen. Ten eerste werden daarmee gemeentes met meer dan 10.000 inwoners opgedragen om de uitbouw van de stad planmatig aan te pakken. En ten tweede gaf deze wet de mogelijkheid om woningbouwverenigingen te ondersteunen met subsidies om de stadsuitbreiding uit handen te houden van speculanten. Maar het duurde nog wel enige tijd voordat dit ten uitvoering werd gebracht. Krispijn was in 1920 een van de eerste planmatig opgezette nieuwbouwwijken. Daar was een grote behoefte aan en eind 1921 werden er al meer dan 10.000 inwoners uit de overbevolkte binnenstad verhuisd naar de inderhaast gebouwde huizen in Krispijn. Tien jaar later werd in het oosten het Land van Valk aangekocht en een bouwplan ontwikkeld, in 1935 gevolgd door de Indische buurt. Dat waren voor Dordtse begrippen behoorlijke uitbreidingen, maar pas na de oorlog werden uitbreidingen van groot belang door de toen sterk groeiende van de bevolking. De periode tussen 1950 en 1975 staat in Nederland bekend als de tijd van de woningnood. In die Wederopbouwperiode werd Nieuw Krispijn en de Vogelbuurt gebouwd. In 1954 kwam Wielwijk op de tekentafel en uitgevoerd op basis van een publiekprivate samenwerking. De wijk Crabbehof volgde snel daarna. Intussen werd er ook op de Staart flink verder gebouwd.
Ook werd de uitbreiding van industrieterreinen niet vergeten. Langs de Dordtse Kil werden grote nieuwe industrieterreinen met havens aangelegd.
Annexatie van Dubbeldam
Het dorp Dubbeldam, heeft in 1871 bij een grenswijziging weliswaar grondgebied aan de stad Dordrecht moeten afstaan om daar de stadsuitbreiding mogelijk te maken, maar kreeg daarvoor in de plaats wel de landbouwgebieden van de Stadspolders binnen haar gemeentegrenzen. Maar in 1903 en in 1960 moest het toch steeds weer flinke gebieden aan Dordrecht afstaan, waardoor ook het inwonertal van de gemeente Dubbeldam eerder daalde dan groeide. In 1950 telde Dubbeldam nog maar 5.504 inwoners tegenover 70.793 in het als- maar groeiende Dordrecht. Annexatie dreigde daardoor continue, maar daartegen heeft Dubbeldam zich altijd hevig verzet. Het dorp bestond toen nog uit niet meer dan een losse verzameling van verspreid liggende boerderijen, een korte lintbebouwing langs de Rechte- en Kromme Zandweg en de Haaswijkweg, een kerk met kosterij, een schooltje en een gemeentehuis. Maar om te laten zien dat het toch een volwaardige gemeente was had er de laatste jaren een uitzonderlijk grote dorpsuitbreiding plaatsgevonden. Vanaf 1960 werd de dorpskern omgebouwd tot een modern centrum en ontstond het Damplein met veel winkels. Op de weilanden tussen de lintbebouwing verrezen honderden nieuwe huizen en de meeste sloten langs de wegen werden gedempt. En er kwam overal straatverlichting en riolering. De bevolking verdubbelde in de tien jaar tot 1970 naar 11.000 inwoners. De weg omhoog was ingeslagen. Die nieuwbouw gaf Dubbeldam steeds meer het karakter van een moderne nieuwbouwwijk in plaats van een oud plattelandsdorpje. Om dit nog eens extra te onder- strepen was de gemeente in 1965 ook al gekomen met nog meer grootscheepse nieuw- bouwplannen. Er werd een uitbreidingsplan gemaakt voor het hele gebied tot aan de Kop van ’t Land. Dubbeldam zou er in de visie van het gemeentebestuur uiteindelijk 50.000 inwoners bij moeten krijgen en daarmee uitgroeien grote volwassen tweede stad op het eiland dat goed op zijn eigen benen zou kunnen staan. Maar dit plan is uiteindelijk niet gerealiseerd omdat de gemeente op 1 juli 1970 toch nog bij Dordrecht werd gevoegd. Het uitbreidingsplan dat de zelfstandigheid van Dubbeldam had moeten redden verdween daarmee in de prullenbak. Maar niet voorgoed!
Sterrenburg
De uitbreiding van haar grondgebied was ook voor Dordrecht vooral van belang omdat het de weg vrij maakte voor grootschalige stadsuitbreiding. Niet zoals Dubbeldam van plan was naar het zuidoosten, maar voor uitbreiding naar het zuiden. De plannen voor de uitbreidingswijk Dijkhoven, dat later de naam Sterrenburg kreeg, waren al in 1960 gemaakt en het eerste deel tussen de Oudendijk en de Zuidendijk waren zelfs al vanaf 1966 gebouwd. Dit deel zou later Sterrenburg I gaan heten. Kenmerkend voor stedenbouwkundige ideeën uit die tijd zijn de rijen met flats in een keurig rechthoekig stratenpatroon die nog overvloedig in dit deel van de wijk aanwezig zijn.
Ook met de voorbereiding van Sterrenburg II en III, ten zuiden van de Copernicusweg, werd al voor de grenswijziging van 1970 begonnen. De bouw zelf begon een jaar daarna, in 1971, en voltrok zich daarna in een rap tempo en 10 jaar later was de wijk zo goed als volgebouwd. Ondertussen was er ook een treinstation aangelegd, Dordrecht Zuid, dat op 3 juni 1973 werd geopend.
De stedenbouwkundige ideeën waren intussen na de rechtlijnigheid uit de jaren ’60 radicaal gewijzigd en er werd in de jaren ’70 en ’80 flink geëxperimenteerd met zogenaamde woonerven. Sterrenburg II en III bestaan uit allemaal kronkelige paden en hofjes die als een soort bloemkoolroosjes op de in een ring ontworpen hoofdweg uitkomen. Deze wijken, die in die periode in heel Nederland ontstonden, worden dan ook in de volksmond wel ‘bloemkoolwijken’ genoemd. Kenmerkend voor al dat soort wijken is vooral dat iedereen die er niet bekend is er steevast de weg kwijtraakt.
Er werd ook geëxperimenteerd met nieuwe architectonische vormen en bouwmethoden. Zo kregen de zogenoemde Legowoningen uit 1975 en de piramideflats uit 1976 landelijke bekendheid.
Randweg N3
Voor de bereikbaarheid van Sterrenburg en later de wijk Stadspolders was de ontsluiting natuurlijk van groot belang, maar het zou voor Sterrenburg nog lang duren voordat het zuidelijk deel van de Randweg N3 in 1989 werd geopend. En dat terwijl het werk aan die weg, toen nog provinciale weg S43 geheten, al in de jaren ’60 begonnen was. In 1967 werd de Merwedebrug feestelijk geopend. De brug is vrij smal en binnen twaalf minuten na de opening deed de eerste botsing zich al voor.
De pont die daarvoor de verbinding vormde was lang niet groot genoeg voor alle forenzen uit de Alblasserwaard die naar Dordrecht moesten. Een voetgangersveer verving nu het autoveer, want de toch wel wat smalle brug was verboden voor voetgangers. Maar ook voor fietsers en brommers was de brug een crime. Het armetierige fietsstrookje, niet meer dan 75 cm breed, alleen door een witte verfstreep gescheiden van het autoverkeer, was levensgevaarlijk. Het was dan eigenlijk nog een wonder dat het eerste dodelijke slachtoffer pas in 1975 viel te betreuren. Maar zelfs daarna duurde het nog drie jaar, na eindeloos geruzie over de kosten, voor er een vrij liggend fietspad aan de brug werd toegevoegd. Om kosten te besparen werd slechts aan één zijde een dubbelzijdig fietspad aangelegd waarvan de kosten voor de helft door Rijkswater- staat en voor de andere helft verdeeld werden tussen de gemeenten Dordrecht en Papendrecht en de provincie Zuid-Holland. De doortrekking van De Staart via de Wantijbrug naar de afslag Laan der Verenigde Naties volgde in 1970. In dat jaar werd ook de aansluiting met een half klaverblad naar de Provincialeweg aangelegd. Die was van groot belang voor de ontsluiting van Dordrecht en in die richting werd vanaf het knooppunt de Provincialeweg dan ook direct breed met vier rijstroken aangelegd. In de richting Dubbeldam begon deze ook met vier rijstroken maar vanaf de eerste afslag naar Dubbeldam, de Noordhoevelaan, versmalde de Provincialeweg zich alweer naar een enkele rijbaan met twee rijstroken.
Verder naar het zuiden vervolgde de Randweg dus haar tracé tot de afslag Laan der verenigde Naties, de ontsluiting aan de noordkant van Sterrenburg, maar daar stopte de weg voorlopig nog. De provincie had voor verdere doortrekking geen geld meer over. De zuidelijke doortrekking naar de A16 richting Moerdijk heeft zo nog jaren op zich laten wachten. Wie van Sterrenburg richting de Moerdijk en Breda wilde rijden moest dus nog jarenlang via de Laan der Verenigde Naties dwars door Dordrecht naar de A16. Een deel van het vervolg heeft daar als zandcunet nog vele jaren braak gelegen.
Pas in 1986 werd door het Rijk het besluit genomen om de N3 verder aan te leggen. Afgesproken werd dat de gemeente Dordrecht 10% van de kosten zou betalen en de Provincie en het Rijk ieder de helft van het resterende bedrag voor haar rekening zou nemen. In december 1989 werd het wegvak tot Dordrecht Zuid geopend en omstreeks 1993 volgde het weggedeelte naar de aansluiting met de A16. Toen pas was de weg af en kon Rijkswaterstaat de N3 als omleidingroute gebruiken voor gevaarlijke stoffen. Dat was erg belangrijk geworden door de wegtunnels die inmiddels in de A15 en A16 waren aangebracht. Dat waren de Drechttunnel in de A16 die al in 1977 die de oude Stadsbrug naar Zwijndrecht verving en de ‘Tunnel onder de Noord’ in de A15 die in 1992 die de ‘Brug over de Noord’ verving. De verzwaarde wettelijke eisen aan de brandveiligheid in wegtunnels verbieden dat tankauto’s met gevaarlijke stoffen door deze tunnels rijden. Diezelfde tunnelwetgeving staat overigens wel toe dat deze tankauto’s over de N3 vlak langs woonwijken rijden.
Op de vogelvlucht-tekening van Jaap Beckman uit 1970 is de toenmalige situatie goed te zien. De N3 was toen nog de secundaire provinciale weg S43. Verder zijn zichtbaar het sportcomplex Reeweg, de Agrarische school (nu het Groene Deltacollege), het kassengebied waar nu o.a. Tuinwereld staat, het toen al gereserveerde terrein voor het politiegebouw, het Parkhuis en de oude Dubbeldamse Watertoren met in top de antenne van het moderne Centrale Antenne Inrichting (cai) waardoor we allemaal kabeltelevisie konden kijken. Aan het eind van de Loswalweg is ook het haventje ’t Vissertje getekend en rechts daarvan staat heel klein het woord camping.
Camping ’t Loze Vissertje
In 1969 kwam Dordrecht zonder camping te zitten nadat een klein veldje op het zuiden van het eiland er mee ophield omdat de stad in die richting ging uitbreiden. Maar in die tijd kwam het kamperen juist in de mode en het gemeentebestuur bekeek of er ergens op het eiland een nieuw plekje aangewezen kon worden. Ze toonden zich daarbij behoorlijk halfslachtig. Enerzijds zouden toeristen wel geld in het laatje kunnen brengen, maar anderzijds werd de behoefte niet breed gedragen. Het zou maar vieze goddeloze hippies kunnen aantrekken. Het gemeentebestuur had echter wel een mogelijk plekje gevonden. Nabij haven ’t Vissertje was nog wel een veldje geschikt. Maar dat zou echt tijdelijk moeten zijn want er waren eigenlijk andere plannen voor dat gebied. Er zou een grote stevige dijk moeten worden aangelegd als later de achterliggende polder volgebouwd zou gaan worden. Het werd dan ook steevast in alle gemeentelijke documenten een ‘noodcamping’ worden genoemd. Er was ook iemand die beheerder zou kunnen zijn. Dat werd Wynand de Bruin, 55 jaar oud, ex beroepsmilitair, onderofficier van de Geneeskundige Troepen, en na later bleek ook een zeer doortastend man.
Ondertussen werd gekeken naar een alternatieve locatie. Jeugddorp leek een goede locatie, maar de overige gebruikers van dit terrein, vooral scoutingverenigingen, zagen dat helemaal niet zitten. En ook de Jeugdraad was fel gekant tegen de noodcamping op hun terrein. De grond was er immers totaal ongeschikt voor vond zij. Met grote tegenzin werd die locatie door het gemeentebestuur van de lijst geschrapt in afwachting nader onderzoek. D’66 opperde nog een tijdelijke noodcamping bij de Viersprong, maar dat kreeg ook geen medestanders.
Tot ieders verbazing liep de camping bij het Vissertje ondertussen heel goed. In de zomer van 1973 waren er dat jaar al 6191 overnachtingen geregistreerd. Het trok vooral veel trekkers voor een enkele nacht. Er waren door De Bruin met militaire doortastendheid inmiddels toiletten en wasgelegenheid aangelegd. Hij had er zowaar een ‘echte’ camping van gemaakt die inmiddels gasten uit de hele wereld aantrok. Er was een slagboom voor de ingang, een scheiding tussen trekkerstentjes en stacaravans, bebording naar de camping toe en vooral, het was er veilig. De Bruin werkte dan ook van ’s morgens half 6 tot 22 uur ’s nachts. En hij zat nog boordevol nieuwe plannen. Er moesten nog douches komen, een speeltuintje voor kleine kinderen, een strandje naar het Wantij. En hij mikte op meer watersporters. Kampeerders moesten langer willen blijven. Het was duidelijk geen ‘noodcamping’ meer. Hij had een meerjarenbegroting opgesteld voor 13.000 gulden aan investeringen en wilde daarover met wethouder Zaaijer praten.
Maar hij kreeg bij zijn plannen bij de gemeente absoluut geen steun. Mensen van het VVV waren nog nooit langs geweest, terwijl er op de camping wel veel toeristische folders en kaarten van Dordrecht lagen. In 1977 kwam directeur Oude Avenhuis van de Dienst Lichamelijke Opvoeding, Sport, Recreatie en Objecten (LOSRO) zelfs met plannen om de camping op te heffen. Er waren immers nog steeds de plannen voor de versterking van de Wantijdijk op de plaats waar de camping lag. En er was al een camping elders op het eiland. Dat was Bruggehof op de zuidpunt van het Eiland, vlak bij de Moerdijkbruggen. Dat was toen inderdaad nog een luxe camping maar inmiddels omgetoverd tot recreatiepark met 200 luxe chalets, zwemparadijs en wellness-oord.
In november 1979 nam LOSRO nieuwe boute stappen. Ze sloten gewoon het licht en water af. Probleem opgelost. Maar niet met De Bruin als tegenstander. De oud-militair ging in de tegenaanval en schakelde de Ombudsman in, Frits Bom, die op de televisie in de bres sprong voor de camping. En dat hielp. De camping was voorlopig gered, maar een definitieve oplossing was inmiddels wel urgent. De Wantijdijk moest echt aangelegd worden. Een jaar later zou de eerste paal voor de nieuwe woonwijk Stadspolders geslagen worden. De Deltawet vereiste dat de dijk op deltahoogte versterkt moest worden. De camping moest daarvoor wel verhuizen. Het terrein was toen een rechthoekig terrein haaks op het Wantij. In de nieuwe plannen was er bij het haventje weliswaar ruimte gereserveerd voor waterrecreatie en op de plaats van de camping voor buitendijkse natte natuurontwikkeling, maar dat moest dan toch maar veranderen. De camping kreeg een nieuwe locatie op een nieuw terrein, nu evenwijdig aan het Wantij. Alle campingfaciliteiten moesten dus wel eerst afgebroken worden om opnieuw te worden opgebouwd. Het duurde jaren eer alles weer op de nieuwe plaats gereed was. Maar het terrein is er uiteindelijk wel erg mooi door geworden. De campinggasten en beheerder Wynand de Bruin konden opgelucht ademhalen.
Maar dan, in januari 2001 treft het noodlot hem. De inmiddels 77-jarige ex-militair had weliswaar de lange strijd met de autoriteiten glorieus gewonnen, maar bezweek uiteindelijk toch. Hij stierf aan een hartaanval. De Polderkrant had niet lang daarvoor nog een interview met hem gehad waarin hij opgewekt over zijn volgende plannen sprak. Het nooit verschenen artikel kon nog net voor de krant naar de drukker ging veranderd worden in een ‘In Memoriam’ met een zwarte rand om zijn laatste foto.
Het voortbestaan van de camping werd intussen verzekerd door een nieuw bestuur dat het beheer en onderhoud van de camping op zich nam. De camping mocht immers niet onbeheerd blijven in verband met inbraak, vandalisme en dergelijke. Cees Bernevelt kende de heer De Bruin al 15 jaar en wist dus, net als de meeste andere leden, wat er allemaal nodig was om de camping draaiende te houden. Divers onderhoud aan machines, sanitair, elektrische voorzieningen, water, aan- en afvoer en het groenonderhoud. Ook de vaste gasten hielpen wel eens een handje mee.
In 2006 is de camping overgenomen door de huidige beheerders, de familie Van der Maas die het terrein nu van de gemeente pachten. Het is nu een echte ANWB-camping en het is drukker dan ooit. Er zijn een kleine vijftig plaatsen voor caravans en campers en dertien kleine tentplaatsen. De gasten zijn heel internationaal. Er zijn nauwelijks seizoensplaatsen, het is een echte trekkerscamping. Bezoekers komen voor Kinderdijk, de Biesbosch en de stad Dordrecht, blijven een paar dagen, maar soms ook wel een of twee weken, en vertrekken dan weer.
De naam Het Loze Vissertje refereert aan een eeuwenoud volksliedje over een visser die een molen passeert en daar een molenarinnetje in de deur drie kussen moet geven. Het werd in 1991 in België een grote hit door zangeres Petra de Steur. Het begin van de clip toonde beelden van de Wantij.
Groene Delta College
Het Agrarisch Opleidingscentrum vestigde zich in 1973 net ten westen van de Rondweg midden in de Nieuwe Noordpolder, indertijd midden in agrarisch gebied dus. Er werd speciaal een toegangsweg voor aangelegd, die vanaf de daarvoor ook verzwaarde en verbrede Noordendijk werd aangelegd en die toepasselijk de Groenezoom werd genoemd. De weg sloot verder weer aan op de Noordendijk en stak de spoordijk over bij de al bestaande onbewaakte spoorwegovergang.
De geschiedenis van het agrarisch onderwijs in Dordrecht begon al in 1896 met de vestiging van de Rijkslandbouwwinterschool aan de Oranjelaan. ’s Winters was het rustig op het boerenbedrijf waardoor boerenzonen twee winters lang de noodzakelijke nieuwste kennis van het moderne boerenbedrijf kon worden bijgebracht. Vanaf 1906 kwam daar ook nog een tuinbouwopleiding bij. Aanvankelijk bestond dit onderwijs uit cursussen met enkele tientallen leerlingen in bestaande schoolgebouwen, maar het kreeg in 1941 een impuls doordat er door de stichting van een Middelbare Landbouwschool in hetzelfde gebouw. Het niveau werd hoger en de school kreeg leerlingen uit heel Zuid-Holland en West-Brabant.
Ook in Hendrik Ido Ambacht was in 1954 een Middelbare Landbouwschool geopend met in het eerste jaar slechts 11 leerlingen. In 1960 fuseerden beide scholen en verhuisde naar een groter gebouw aan het Oranje Vrijstaatplein (nu Wantijschool) in de Transvaalbuurt. Met inmiddels 42 leerlingen, allemaal jongens uit boerengezinnen. Het kwam dan ook regelmatig voor dat de leerlingen het vaak beter wisten dan de wijsheid die in de schoolboeken stond beschreven. Maar naast specifiek landbouwonderwijs was het algemeen vormend onderwijs gelijk aan dat van HBS-B. Het was dan ook de bedoeling dat de afgestudeerde leerlingen niet alleen grote landbouwbedrijven konden leiden, maar later ook konden optreden als voormannen op landbouw- en maatschappelijk gebied. Bij die ambitie hoorde ook een moderne school met alle faciliteiten die daarbij hoorden.
De school groeide gestadig en in 1973 waren er maar liefst al 328 leerlingen, die vanaf dat jaar naar school gingen in het gloednieuwe schoolgebouw aan de Groenezoom, met goede voorzieningen en, erg belangrijk, in een groene omgeving. Daar was plaats voor zowel een Lager- Middelbaar- en Hogere Landbouwschool en kreeg ook een nieuwe naam: het Groene Delta College.
De school kreeg het direct al zwaar te verduren. Nog tijdens de bouw joeg de historisch zware storm van 13 november 1972 over de school en richtte schade aan. Ook in april 1973 en januari 1976 waren de stormen bijzonder hevig en gingen een aantal grote populieren langs de dijk tegen de vlakte. Scholieren die de school toch probeerden te bereiken werden van de dijk geblazen. De stormen gingen ook gepaard met veel regen. Daardoor werd het akkerland in de polders zo drassig dat landbouwmachines niet meer op het land konden komen. De scholieren werden daarom massaal ingezet om met de hand de aardappeloogst en spruiten van het land te halen. De paar guldens die de scholieren daarvoor van de boer kregen werden aan het goede doel gedoneerd.
In eerste instantie was deze school een echte Landbouwschool, vooral gericht op de meer extensieve landbouw en de veeteelt. Later werd er ook een tuinbouwrichting aan toegevoegd voor de meer intensieve teelt. Dat was een enorme vooruitgang en de school bleef groeien. Zo hard dat er al snel noodlokalen bij moeten gezet. Doordat de HBO-afdeling in 1988 naar Delft verhuisde konden de nieuwbouwplannen nog even in de kast blijven.
De groei van het aantal leerlingen stagneerde bovendien onder invloed van een aantal milieuschandalen en de negatieve kijk op de intensieve landbouw. Het leerlingenaantal kwam in een vrije val en halveerde. Gelukkig heeft deze malaise niet al te lang geduurd, ook doordat ook het colloquium zich steeds meer ging richten op milieuvriendelijke landbouw en is er ook veel aandacht voor de vele maatschappelijke uitdagingen in de huidige tijd.
Natuurontwikkeling, groen in de stad, groene daken, bodemdaling, watermanagement, voeding en biologische land- en tuinbouw, het zijn inmiddels ook de belangrijke aandachtspunten in het agrarisch onderwijs. De school groeide daarna weer gestaag.
Door die groei kwam het er in 2004 toch van een nieuwbouw, waarbij ook de komst van Wellant MAVO-Stek tot stand kwam met inmiddels ongeveer 750 leerlingen. De naam Stek herinnert nog aan de straat waar de vroegere neutrale ULO school, na 1968 MAVO, ooit stond. Ook is de naam gewijzigd in het Wellant College en maakt ze nu deel uit van een organisatie van 28 vestigingen in heel Nederland.
De Stadspolders ten westen van de N3
De rondweg N3 lijkt de westelijke grens van Stadspolders te zijn en die grens wordt formeel ook door de gemeentelijke wijkindeling aangehouden, maar dat klopt historisch niet. De Nieuwe Stadspolders en de Nieuwe Noordpolder lopen door tot aan de huidige Vlij, waar de Wantijdijk de grens met het Reeland vormt. Het in 1982 in de Wantijdijk gebouwde poldergemaal Stadspolder zorgt tegenwoordig voor de afwatering van de Stadspolders. Al het regenwater dat niet via het riool maar via de sloten en singels afwatert, wordt door dit gemaal naar de Vlij gepompt. In 2004 is het door het Waterschap Hollandse Delta weer geheel gerenoveerd en geheel geautomatiseerd.
In dat gebied tussen de Vlij en de N3 liggen Jeugddorp, Het Sportcomplex Stadspolders met Oranje Wit en GSC/ODS en het Volkstuinencomplex van de Volkstuinvereniging Het Vlijpark. Al deze verenigingen zijn daar iets voor 1970 gekomen.
Jeugddorp
Jeugddorp ontstond er in de jaren ’50 van de vorige eeuw het idee dat de stedelijke jeugd meer naar buiten moet kunnen. Overal in Nederland wordt gezocht naar geschikte terreinen. In Dordrecht komen er in 1952 plannen voor een buitenspeelgebied voor de jeugd in de Nieuwe Stadspolders. Er volgen echter nog negen jaren van zoeken en vooral aarzelen. Er zijn veel spelers die er iets over te zeggen hebben. De gemeente Dordrecht, de Provincie Zuid Holland en het Rijksinstituut voor de Drinkwatervoorziening zitten regelmatig om de tafel. Het te ontwikkelen Jeugddorp was namelijk een waterwingebied. Een reservewingebied weliswaar, maar daarvoor gelden dezelfde strenge beschermende regels. Dan, in 1962 is het zover. In dat jaar werd Jeugddorp geopend. In het gebied komen niet alleen clubs voor de jeugd, maar ook voor volwassenen. Om tot een goede samenwerking te komen wordt een coördinator aangesteld. Deze krijgt de titel ‘Burgemeester van Jeugddorp’.
In jeugddorp zijn vooral scoutingverenigingen gevestigd. Scouting Van Speijk is gevestigd in het toepasselijke clubhuis Het Kruitvat. De club is opgericht in 1952 maar verhuisden in 1963 naar het nieuwe Jeugddorp nadat daar het clubhuis met de toepasselijke naam Het Kruitvat gebouwd was. Van Speijk is een van de weinige scoutingverenigingen in Nederland voor alleen jongens. Naast Het Kruitvat staat het clubhuis van AROODA, een scoutingver- eniging alleen voor meisjes. Regelmatig zijn er ook gezamenlijke activiteiten.
De overige scoutingverenigingen hebben allemaal een Christelijke achtergrond, maar zijn juist ook allemaal gemengd met jongens en meisjes. Scoutinggroep Christiaan de Wet is al in 1917 opgericht en is daarmee een van de oudste van Nederland. Christiaan de Wet is een luchtscoutingvereniging, wat inhoudt dat ze niet alleen met vliegtuigjes spelen, maar ook wel eens echt de lucht in gaan. De Royal Rangers hebben hun clubhuis Royal Palace genoemd en zijn gelieerd aan de Pinkstergemeente. Scouting Thomas Estill Schoch de Ravallet tenslotte is verbonden aan het Leger des Heils.
Een bijzondere vereniging is tenslotte de Dordtse Elektronica Club, een vereniging van zendamateurs en elektronica-hobbyisten. Hun clubhuis is makkelijk te herkennen aan de enorme zendmast op hun terrein, waarmee ze contact maken met geestverwanten over het hele continent. Jaarlijks in oktober hebben ze hun jota-joti, ofwel ‘jamboree on the Air’ en ‘Jamboree on the internet’, waarbij alle andere scoutingclubs uitgenodigd worden. Ze hebben dan radio-contact met scouts in heel Europa.
Er zijn verder op jeugddorp nog twee hondentrainverenigingen en een Jeu-de-Boulevereniging “Het Boulende Schaep”, waar sinds 1980 wekelijks een spelletje Petanque gespeeld wordt. Op het terrein staat het clubhuis en liggen de buitenbanen, en in het ‘Boulodrome’ een flink aantal binnenbanen.
Sportcomplex Stadspolders
Ten zuiden van Jeugddorp, in het gebied waar vroeger de Nieuwe Noordpolder lag, liggen nu een aantal sportvelden.
Oranje Wit
De Christelijke Korfbal Vereniging CKV is in 1925 opgericht. Maar hoewel het de bedoeling om zich bezig te houden met korfballen, was daar meer materiaal voor nodig dan alleen een bal, en dat geld hadden ze nog niet. Daarom werd er maar gestart met voetballen.
Het jaar erop werd toch nog de gewenste korfbalvereniging opgericht met wat kersen- manden op paaltjes als korven. Die stonden achter de HBS aan de Wijnstraat. Ze speelden goed en het jaar erop werden ze al tweede in de derde afdeling van het toernooi. En in 1934 werden Oranje Wit zelfs kampioen van Zuid-Holland.
Maar het was ook crisistijd en de 15 cent contributie per week was moeilijk op te brengen. De club verloor veel leden en in de oorlogsjaren werd de vereniging verboden omdat ze niet wilden opgaan in de Duitsgezinde ‘neutrale bond’. Na de bevrijding werd er echter direct weer gestart, nu op de Jager en Windhondpolder. Maar toen die polder in 1953 onder water liep werd het terrein onbespeelbaar en verhuisden ze tijdelijk naar het inmiddels ook gerealiseerde Sportpark aan de Reeweg, waar zelfs een tribune is met daaronder een ‘home’ met kleedkamers. Maar die luxe loonde niet en ze wisten hun hoge positie niet te handhaven. De club degradeerde.
Het 40-jarig jubileum in 1965 werd gebruikt om meer jeugdspelers te werven en dat deed ze goed. In 1968 verhuisden ze naar het nieuwe Sportpark Stadspolders, waar ze nog steeds spelen. Het clubgebouw werd het jaar erop feestelijk geopend.
Er volgden daarna veel ups en downs, maar de ups overheersten. In 1988 bereikten ze de hoofdklasse en werden ze zelfs verkozen tot de Dordtse sportclub van het jaar. Met hulp van de gemeente werd in 1993 een eigen sporthal gebouwd en in 2010 een tweede met nieuwe kleedkamers en een biljarthal. Het kleine clubje uit 1926 is inmiddels gegroeid tot een vereniging met 650 leden, een schitterende accommodatie.
SC Oranjewit
De voetbalclub Oranje Wit die in 1925 was opgericht bestaat echter ook nog steeds en is zelfs een bloeiende vereniging met vele tientallen senioren, junioren, pupillen en dameselftallen. Ook kent Oranje Wit een tennisvereniging en biljartclub en een actieve Businessclub.
GSC/ODS
Het amateurvoetbal in Dordrecht is (net als overal in Nederland) een niet te ontwarren verhaal van fusies. Het is zo’n populaire sport dat er overal telkens nieuwe clubs ontstaan. Dat maakt de sport ook zo populair want dan spelen er in elke stad vele clubs in de locale derby.
Sportclub Stadspolders ontstond in 1994 uit een fusie van de verenigingen DVV Merweboys (opgericht op 19 mei 1917) en GSV’84 (opgericht 9 april 1984). In het jaar 2001 fuseerde Sportclub Stadspolders met VV Gelukvogels (opgericht op 24 mei 1922). Samen gingen deze verenigingen verder onder de naam Gelukvogels-Stadspolders Combinatie spelend op de huidige accommodatie aan de Groene Zoom.
Dvv O.D.S. (Oefening Doet Slagen, maar in de volksmond ook wel Onze Dordtse Schoffies genoemd) werd opgericht op 27 mei 1911 en fuseerde in 1997 met de voetbalverenigingen Emma en ASW tot sc Reeland. Toen in 2007 werd besloten de naam cs Reeland te wijzigen in sc Emma namen een aantal oud ODS’ers het initiatief tot heroprichting van dvv ODS, het werd een vereniging zonder eigen onderkomen. Gedurende een periode van 2 seizoenen trok ODS in bij DFC met gebruikmaking van hun accommodatie. In 2009 zocht ODS- toenadering richting GSC. Dit resulteerde uiteindelijk op 21 maart 2013 in een fusie tussen beide clubs, met als gevolg de wat complexe naam: GSC/ODS
De andere tak die in 2007 ontstond, SC Emma, ging verder spelen op het terrein aan het Halma Heiraplein, Sportpark Reeland. Behalve een voetbalclub werd er in deze vereniging ook het aloude Engelse Rugby gespeeld.
Sportcomplex Jager- en Windhondpolder en Sportcomplex Reeweg
Op Sportcomplex Jager- en Windhondpolder, net buiten de Wantijdijk gelegen, speelden tot 2001 Voetbalvereniging Merwesteijn en de atletiekverenigingen Hercules en Panthenon. In dat jaar moesten deze clubs hun velden daar ontruimen om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe, luxe bouwlocatie Plan Tij. Beide Atletiekverenigingen verkasten naar de atletiekbaan Reeweg. Op zich was dat geen slechte deal want dat sportcomplex kreeg daar een gloednieuwe Reeweghal voor terug met tribunes en een grote sporthal. Beide atletiekverenigingen fuseerden in 2017. De Reeweghal is inmiddels voor de duizenden lopers de start- en finish locatie voor de vele duurlopen die er georganiseerd worden. Een halve marathon is meestal de langste afstand, maar ook de 10- en 5-kilometerlopen zijn zeer populair. Hardlopen is al jaren een massasport geworden, mede ook door de enorme populariteit van de marathon van Rotterdam, waar menig Dordtenaar voor traint.
Deze lopen hebben hun routes vrijwel altijd langs Stadspolders, waar regelmatig lange slierten met hartlopers zich over de Wantijdijk in het zweet lopen. Ook hebben veel Stadspolderbewoners hun vaste trainingsrondje over de dijken rond de polder.
OMC
Als laatste de voetbalvereniging OMC die altijd tot Stadspolders behoorde met haar sportveld langs de Recklinghausenweg, maar daar sinds 2019 helaas niet meer gevestigd is. Sportclub OMC ontstond in 2001 als gevolg van een fusie tussen de voetbalverenigingen OSS en de hierboven al genoemde Merwesteijn Combinatie. OSS (Oefening Staalt Spieren) is een van die oude voetbalverenigingen die al in 1915 is opgericht, terwijl DVV Merwesteijn Combinatie uit 1919 stamt. Beide verenigingen moesten hun historische locaties verlaten doordat de gemeente er haar haar oog had laten vallen om te gebruiken voor de nieuwbouw van luxewoningen. OSS was gevestigd op Amstelwijk, maar daar was ruimte nodig voor een bedrijvenpark, terwijl Merwesteijn op de Jager- en Windhondpolder haar sportveld had. Daar is intussen Plan Tij verrezen.
Op zich was de fusie en verhuizing in 2001 helemaal nog niet zo ongunstig geweest voor de club. In de Stadspolders woonden veel jonge gezinnen met veel kinderen die graag een potje voetbalden. Die kinderen konden veelal veilig zelfstandig naar het dichtbij gelegen nieuwe terrein fietsen. De vereniging groeide en bloeide. Ook buiten het veld waren veel activiteiten zoals een jeugdkamp, spelletjes en familiedagen, voetbalclinics, sinterklaasfeesten, en filmavonden. Op het eeuwfeest in 2015 was de slogan dan ook “Op naar de volgende 100 jaar”. De club had intussen 600 leden., waarvan 45% van de senioren en maar liefst 70% van de jeugdleden uit de Stadspolders kwamen. Lekker dichtbij met de fiets te bereiken. Het clubhuis werd inmiddels ook door andere verenigingen gebruikt zoals Wielerclub De Molen de wandelsporters van de Dordtse Vierdaagse.
Maar het feest duurde niet lang. In de continue zoektocht naar nieuwe bouwlocaties voor nog meer nieuwbouwwoningen was het oog van de gemeente Dordrecht inmiddels al gevallen op sportpark Corridor. De wijk ging de Visserstuin heten. In dat jaar ging het alleen nog om een beperkt aantal luxewoningen op een tot dan toe nog onbebouwd kavel vlak ten noorden van de speelvelden. De ruimte was krap met slechts tien meter ruimte tussen speelveld en de nieuwe achtertuinen. Het kon voor de nieuwe bewoners dan ook niet een verrassing zijn dat er in het weekend tijdens de wedstrijden gejuich en gejoel te horen was en dat de bal ook weleens in hun tuin terecht zou kunnen komen. Toch kwam het tot een rechtszaak, waarbij de rechter beperkingen oplegde tot het gebruik van de velden.
Dit kon zo niet doorgaan, en dat bleek ook toen niet lang daarna het vertrek van OMC definitief werd aangekondigd. De club had haar ledental inmiddels al zien teruglopen van 600 naar 300 leden en het bestuur gooide de handdoek toch maar in de ring. OMC zou het sportpark Corridor verlaten en in het vervolg doorgaan onder de naam ‘FC Dordrecht Amateurs’ op de voormalige jeugdlocatie van FC Dordrecht aan de Krommedijk. Er werd een goede deal gesloten met de Dordtse professionals, waaronder nieuwe FC Dordrecht shirtjes, 50% korting op een seizoenskaart voor FC Dordrecht en elk elftal mocht roulerend op het veld in het stadion spelen. Zo werd het leed toch nog een beetje verzacht.
Direct na het vertrek van de voetballers in 2019 zou er begonnen worden met de bouw van de nieuwe woningen op het terrein, maar die bouwdatum van deze luxe wijk met de naam Oudland is inmiddels verzet naar 2022.
Tafeltennisvereniging TTV Dordrecht
TTV is op 15 april 1947 opgericht door een aantal medewerkers van de Rotterdamse Bankvereniging BV in de Wijnstraat. De club werd daardoor TTV Robaver genoemd. Ze speelden in de bedrijfskantine van de bank en werden lid van de Nederlandse Tafeltennisvereniging.
Materiaal was schaars in die naoorlogse jaren en de aanschaf van een echte wedstrijdtafel met schragen was een hele uitgave. Van de NTTV kregen ze voor elk lid 2 wedstrijdballetjes cadeau. De tegenstanders van de kring Rotterdam waren bijna allemaal bedrijfsverenigingen, waaronder Lips, Victoria, en Glasfabriek Leerdam. Omdat er behalve bankemployees ook andere mensen lid werden mochten ze niet meer in de bank spelen. In 1955 werden ze een particuliere vereniging en speelden in een gymnastieklokaal op de hoek van de Steltenstraat en de Singel.
In 1956 begon de Dordtse afdeling ook landelijk te spelen. De club groeide en veranderde haar naam in TTV Dordrecht. Ze gingen spelen in een ruimte onder de tribune van Sportpark Reeweg maar verhuisde twee later alweer naar een zolder op de Dolhuisstraat. De club was inmiddels gegroeid tot 80 leden.
Verhuizingen naar steeds andere locaties is de rode draad in de geschiedenis van TTV. Vanaf 1962 werd er gespeeld in het Titus Brandsmacollege in het Oranjepark en in 1971 werd er verhuisd naar een school aan het Nieuwkerksplein. Dit was een slechte locatie en het ledental daalde sterk. In 1975 werd een betere locatie gevonden in het 13 kV-elektriciteitsverdeelstation aan de Oudendijk in de toen nieuwe wijk Sterrenburg. Het ledental groeide weer en er werd weer op landelijk niveau gespeeld.
Maar ook daaraan kwam in 1982 een eind, juist door de bouw van de Stadspolders. De ruimte in het verdeelstation werd door de noodzakelijke uitbreiding opgeëist door het G.E.B. De verhuizing ging dit keer naar de school De Mijlpaal aan de Prof. Kohnstammlaan, wat een fantastische locatie bleek. Er volgden 11 fantastische jaren en de club groeide weer tot 140 leden. Toen kreeg die locatie een nieuwe eigenaar, de barruimte kreeg een andere bestemming, de gezellige sfeer bekoelde en het ledental daalde.
In januari 1997 opende TTV Dordrecht de onderhandelingen over het houten demontabele gebouw van fitnesscentrum DJ’s Workout aan de Ploegstraat. Na lang onderhandelen met overheidsinstanties, banken en verzekeraars werd TTV Dordrecht de trotse eigenaar van haar eerste eigen onderkomen in Dordrecht. Van de Ploegstraat verhuisde het eerst nog kort naar het winkelcentrum Pearl Buckerf, waarna het wegens uitbreiding van de winkels daar al snel een nieuwe locatie vond op de plek waar nu de Sequoia staat. Voor de bouw van die woontoren moest het clubgebouw in 2000 verhuizen naar sportcomplex ‘Corridor’ aan de Visserstuin.
Sindsdien is het ledenaantal, vooral wat de jeugd betreft, explosief gestegen. Met bijna 200 leden behoort TTV tot een van de grootste tafeltennisverenigingen van Nederland. Dat ledental is nu al jaren vrij stabiel en ook sportief gaat het de club voor de wind.
Er leek nog een kink in de kabel te komen toen de gemeente de plannen presenteerde om het sportterrein Corridor vol te bouwen met 90 luxewoningen in het plan ‘Oudland’. Voetbalvereniging OMS moest daarvoor verhuizen naar de Krommedijk en voor TTV was een nieuwe plek aan de Schenkeldijk bedacht. Maar voor TTV blijft haar locatie voorlopig nog ongemoeid, ook tijdens de bouw van de nieuwe villawijk Oudland. Het huurcontract loopt pas in 2030 af. En wat er daarna gaat gebeuren blijft nog even ongewis.
Tuindersvereniging Het Vlijpark
Op 7 juni 1944 verscheen er een advertentie in het Dordrechts Dagblad waarin de oprichting van een amateur tuindersvereniging werd aangekondigd. Daarom wordt die dag nog steeds als oprichtingsdatum aangehouden. Het was tevens de dag na de invasie van de geallieerden in Normandië, maar ook het begin van een zware tijd met een grote voedseltekorten in de Hongerwinter. Op het stukje land in Krispijn dat ze werd toegewezen werden daarom alleen aardappels, groente en fruit verbouwd.
In de periode 1944-1946 groeide de vereniging enorm en werden ze lid van het algemeen Verbond van Volkstuinders Nederland, AVVN, maar door de naoorlogse woningnood was ook veel ruimte voor huizenbouw nodig en moesten ze steeds weer vertrekken en op andere kleine lapjes grond opnieuw beginnen. Ook moesten ze concurreren met de vele aanvragen voor sportvelden die de tuinders van hun lapje grond verdrongen. In die eerste jaren tuinierden ze maar liefst op zo’n 300 verschillende locaties verspreid door de stad.
In 1955 moesten ze daardoor weer verhuizen maar, zo schreven zij, “…door de steeds voortschrijdende stadsuitbreiding de beschikbare grond steeds kleiner wordt, maar dat het aanleggen en bewerken van volkstuinen een bij uitstek nuttige en zinvolle vrijetijdsbesteding vormt, welke een wezenlijke bijdrage vormt tot verhoging van het levensgeluk van brede kringen der bevolking, hebben zij nagegaan op welke wijze zij aan het verzoek zouden kunnen voldoen om enige compensatie te verschaffen voor de grond, welke door de volkstuinders verloren is gegaan. B&W menen thans hiervoor een oplossing te hebben gevonden door de beschikbaarheidstelling van een perceel weiland in de Nieuwe Stadspolder, dat enige tijd geleden door het overlijden van de pachter beschikbaar is gekomen.” Voor fl. 200,- per jaar konden ze hier naartoe verhuizen.
Maar het duurde toch nog tot 1957 tot ze 32 tuinen aan de Zuidendijk bij Wielwijk maar ook 74 tuinen langs de Middenweg in de Stadspolder konden krijgen. Dat leek er nu eindelijk op dat de volkstuinders eindelijk hun eindbestemming gevonden hadden gevonden.
Maar helaas, het was weer te mooi om waar te zijn. De pacht werd altijd al jaarlijks opgezegd en dan weer met een jaar verlengd. Ze wisten altijd al dat ze toch een ‘een keer’ hun oude in inmiddels geliefde tuin weer zouden moeten verlaten. Maar het werd een vertraagde verhuizing. Begin jaren ’70 werd al begonnen met het regelen van een aanstaande verhuizing naar de volgende locatie, het Vlijpark. In 1976 werd het nieuwe park officieel zelfs al officieel al geopend door wethouder J. Zaaier. In 1980 werd er begonnen met het volbouwen van de Oude Stadspolder. De bebouwing rukte jaarlijks een stukje verder op en in 1984 was het dan eindelijk toch zover. Eigenlijk had de vereniging een contract met de gemeente voor de duur van 30 jaar, dus tot 2014, maar dat contract moest daarvoor tien jaar eerder worden opgezegd. De verhuizing kon toen definitief gemaakt worden en de oude locatie in de Nieuwe Stadspolder werd verlaten Vanaf 1990 verrezen er de eerste woningen voor de nieuwbouw van Oudelandshoek.
In de jaren na 1984 dat de ATV in het nieuwe Vlijpark zijn gehuisvest is het karakter van de tuin flink veranderd. Het is van een volkstuintjescomplex omgevormd in wat je meer een recreatiepark zou kunnen noemen. Waren er vroeger alleen nog maar schuurtjes voor opslag en tuingereedschap, nu staan er houten tuinhuisjes waar je ook zou kunnen overnachten. Er is nog wel een verenigingsgebouw met een keuken, toiletten, douche en een bestuurskamer. Langzaam is de tuin veranderd van een volkstuin met overwegend groente, aardappelen en fruit in een tuin met aandacht voor tuinieren in de brede zin van het woord.
Nieuwe uitbreidingsplannen en de keuze voor de Stadspolders
Toen in 1971 nog maar net was begonnen met de bouw van Sterrenburg was het nog maar de vraag of er daarna nog behoefte zou zijn aan nog meer uitbreiding van de stad. Die vraag werd pas in 1975 beantwoord met het besluit om de wijk Stadspolders te ontwikkelen.
Verdere uitbreiding naar het zuiden was al in 1973 niet meer mogelijk nadat de gemeente- raad de Wieldrechtse Zeedijk als uiterste zuidelijke grens van nieuwe bebouwing had aangewezen. Dat was een historisch besluit omdat daarmee werd aangegeven dat die gebieden voor altijd groen moesten blijven. In Polder De Biesbosch, die in 1920 was inge- polderd en de omringende landbouwgronden waren grote, goed draaiende boerenbedrijven gekomen die goed waren voor de Dordtse economie. Ook het gebied rond Dubbeldam wilde men groen houden om het dorpse karakter een beetje te behouden. En onder druk van de publieke opinie werd natuurbehoud een steeds belangrijkere factor in de beleidsontwikkeling. Hiermee kreeg meer dan de helft van het nog onbebouwde deel van het eiland de bestem- ming ‘groen’. Alleen landbouw en natuurontwikkeling zouden daar vanaf dat moment toe- gestaan zijn. Dat besluit vormde daarmee ook de basis voor alle latere natuurontwikkelingen op het eiland die later nog zouden volgen.
De enige grootschalige uitbreidingsmogelijkheid voor de stad kon zodoende alleen nog in het gebied ten noorden van Dubbeldam worden gevonden. Dat werd dan ook in 1975 vastgelegd door het besluit de wijk Stadspolders te gaan ontwikkelen. Voor de ontsluiting van de wijk kon goed gebruik gemaakt worden door de al bestaande Provincialeweg naar de Kop van ’t Land. De aanwezigheid van de spoordijk was ook positief. Daar kon mooi een nieuw treinstation komen om de bereikbaarheid nog meer te vergroten. En het kwam buitengewoon goed uit dat de oude hoogspanningsmasten die dwars door de wijk liepen net dat jaar werden afgebroken. De nieuwe 380 kV lijn stond weliswaar nog met één voet in het plangebied, maar dat kon goed opgelost worden door daar een mooi parkje te projecteren.
Een bezwaar was echter wel dat het plangebied buitendijks lag. Immers, de Noordendijk was nog steeds de hoofdwaterkering en die voldeed nog niet aan de strenge eisen van de Deltawet. Er zou een nieuwe dijk voor aangelegd moeten worden en dat vraagt een ruime voorbereidingstijd en bouwtijd. Maar er was nog wat tijd te winnen als eerst begonnen zou worden met woningen ten zuiden van de spoordijk. Die dijk ligt wel hoog genoeg maar is alleen niet zo sterk. De dijk bestaat grotendeels uit zand met maar een dunne laag klei en grond daar overheen. De wettelijke eisen voor een deltadijk zijn natuurlijk veel zwaarder.
Er werd afgesproken dat de spoordijk toch korte tijd als waterkering dienst mocht doen. Mocht er toch bij een springvloed de kans bestaan dat het water in het Wantij toch zo gevaarlijk hoog zou komen dat het over de dijk zou komen moesten de bewoners die er dan al zouden wonen snel geëvacueerd moeten worden. Die kans was natuurlijk heel klein. In oktober 1982 was de Wantijdijk op deltahoogte gebracht. Op dat moment woonden er inmiddels al rond de duizend mensen in de wijk.